U kunt een document in het geheugen van het apparaat opslaan door het document af te drukken via het printerstuurprogramma. Het document kan via het bedieningspaneel later worden afgedrukt of verwijderd.
Gebruik deze functie om de privacy te behouden wanneer u vertrouwelijke documenten afdrukt met dit apparaat via een gedeeld netwerk. Normaal gesproken is het mogelijk om gegevens af te drukken via het bedieningspaneel zodra deze op dit apparaat zijn opgeslagen. Wanneer u Beveiligd afdrukken gebruikt, is het niet mogelijk om af te drukken tenzij er een wachtwoord wordt ingevoerd op het bedieningspaneel. Uw vertrouwelijke documenten kunnen zo niet door anderen worden ingezien. Voor meer informatie over afdrukmethoden, zie Een beveiligd afdrukdocument afdrukken met Afdrukken snel vrijgeven.
![]()
In de volgende gevallen worden documenten niet opgeslagen: (let op: documenten die niet opgeslagen zijn, kunnen in het foutenlogboek bekeken worden)
Het aantal documenten dat in het apparaat opgeslagen is heeft de 5 bereikt (het aantal kan lager zijn afhankelijk van de afdrukgegevens).
Het aantal pagina's van een document overschrijdt de 50.
Het totaal aantal pagina's dat in het apparaat is opgeslagen en de verzonden gegevens heeft de 50 bereikt (het aantal kan lager zijn afhankelijk van de afdrukgegevens).
Toepassingen met een eigen stuurprogramma, zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet.
Klik op de menuknop van de toepassing die u gebruikt en klik vervolgens op [Afdrukken].
Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
Klik op [Voorkeuren].
Klik in de lijst "Taaksoort:" op [Beveiligde afdruk].
Klik op [Details...].
Voer een gebruikers-ID in het vak "Gebruikers-ID" in en voer een wachtwoord in het vak "Wachtwoord" in.
Klik op [OK].
Wijzig indien nodig andere afdrukinstellingen.
Klik op [OK].
Start het afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.