Koptekst overslaan
 

De LDAP-server programmeren

1Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

2Veeg het scherm naar links en druk vervolgens op het pictogram [Gebruikerstools] (Illustratie scherm bedieningspaneel).

3Druk op [Apparaateigenschappen].

4Druk op [Systeeminstellingen].

5Druk op [Beheerderstoepassingen].

6Druk op [Pijl-omlaag] tot [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server] wordt weergegeven.

7Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server].

8Controleer of [Programmeren/wijzigen] is geselecteerd, en druk vervolgens op [Afsluiten].

9Druk op [*Niet geprogr.].

10Druk op het invoerveld rechts van [Naam].

11Voer de naam in en druk vervolgens op [OK].

12Druk op het invoerveld rechts van [Servernaam].

13Voer de servernaam in en druk vervolgens op [OK].

Voer de hostnaam of het IPv4-adres van de LDAP-server in met maximaal 128 tekens.

14Druk op het invoerveld rechts van [Zoek basis].

Selecteer een hoofdmap om de zoekopdracht te starten. E-mailadressen die in de geselecteerde map zijn geregistreerd, zijn zoekdoelen.

15Voer de zoekbasis in en druk vervolgens op [OK].

Als hetgene waarnaar u wilt zoeken bijvoorbeeld de verkoopafdeling van bedrijf ABC is, voert u "dc=verkoopafdeling, o=ABC" in. (In dit voorbeeld is de omschrijving een actieve directory. "dc" is de afdeling en "o" is het bedrijf.)

Afhankelijk van uw serveromgeving kan zoekbasisregistratie vereist zijn. Wanneer registratie is vereist, zullen ongespecificeerde zoekopdrachten een foutmelding opleveren.

Controleer uw serveromgeving en voer alle vereiste specificaties in.

16Druk op het invoerveld rechts van [Poortnr.].

Geef het poortnummer op voor communicatie met de LDAP-server. De poort moet overeenkomen met uw omgeving.

17Voer het poortnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [hekje]-toets.

18Druk op het invoerveld rechts van [Gebr. beveil. verbinding (SSL)].

19Druk op [Aan].

Gebruik SSL om te communiceren met de LDAP-server.

Voor de SSL-functie, moet de LDAP-server SSL ondersteunen.

Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], verandert het poortnummer automatisch in "636".

Als u SSL niet inschakelt, is het mogelijk dat er zich beveiligingsproblemen voordoen. Om SSL in te schakelen, moet u de instellingen van het apparaat gebruiken. Voor meer informatie, zie de Veiligheidshandleiding.

20Druk op [Pijl-omlaag].

21Druk op het invoerveld rechts van [Verificatie].

22Druk op [Aan].

23Druk op het invoerveld rechts van [Verificatie].

24Selecteer een verificatiemethode.

Als u een zoekverzoek wilt doen aan de LDAP-server, moet u de beheerdersaccount gebruiken voor verificatie.

De verificatie-instellingen moeten overeenkomen met de verificatie-instellingen van uw server. Controleer de instellingen van uw server voordat u dit apparaat instelt.

  • [Kerberos verificatie]

    Er wordt een gecodeerd wachtwoord naar de KDC-server verzonden waar de verificatie zal plaatsvinden.

  • [Digest verificatie]

    Er wordt een gecodeerd wachtwoord naar de LDAP-server verzonden.

    Digest verificatie is alleen beschikbaar bij LDAP versie 3.0.

  • [Cleartext verificatie]

    Er wordt een niet-gecodeerd wachtwoord naar de LDAP-server verzonden.

25Druk op het invoerveld rechts van [Naam].

Wanneer [Kerberos verificatie], [Digest verificatie] en [Cleartext verificatie] zijn geselecteerd voor de verificatie-instelling, gebruikt u de accountnaam en het wachtwoord van de beheerder. Als u verificatie gebruikt voor iedere persoon of voor iedere zoekopdracht, moet u de accountnaam en het wachtwoord van de beheerder niet gebruiken.

26Voer de gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].

De procedure voor het instellen van de gebruikersnaam hangt af van de serveromgeving. Controleer de serveromgeving voordat u de instelling uitvoert.

Voorbeeld: Domeinnaam\Gebruikersnaam, Gebruikersnaam@Domeinnaam, CN=Naam, OU=Afdelingsnaam, DC=Servernaam

27Druk op [Pijl-omlaag].

28Druk op [Wachtwoord].

29Voer het wachtwoord in en klik vervolgens op [OK].

De gebruikersnaam en het wachtwoord zijn vereist voor beheerdersverificatie om toegang te krijgen tot de LDAP-server.

U kunt verbinding maken met de LDAP-server met een gebruikersnaam en een wachtwoord die in het adresboek zijn opgeslagen. Voor meer informatie, zie SMTP en LDAP verificatie registreren.

30Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].

Als u [Digest verificatie] of [Cleartext verificatie] selecteert, gaat u verder met stap 27.

31Druk op het invoerveld rechts van [Domeinnaam].

32Selecteer het domein en druk op [OK].

Afbeelding van bedieningspaneel

33Druk op [Verbindingstest].

Log in op de LDAP-server om te controleren of de juiste verbinding tot stand is gebracht. Controleer of de verificatie werkt volgens de verificatie-instellingen.

Wanneer Kerberos-verificatie is ingeschakeld en Kerberos-verificatie mislukt, dient u Kerberos-verificatie uit te schakelen en de verificatie uit te voeren.

34Druk op [Afsluiten].

Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer het opnieuw.

Deze functie controleert de zoekvoorwaarden en de zoekbasis niet.

35Druk op [Pijl-omlaag].

36Druk op [Zoekvoorwaarden].

37Geef de gegevens voor alle onderstaande items die u wilt gebruiken op als zoekvoorwaarden: "Naam", "E-mailadres", "Faxnummer", "Bedrijfsnaam" en "Afdelingsnaam".

U kunt een eigenschap invoeren als kenmerkend trefwoord. Als u de ingevoerde eigenschappen gebruikt, doorzoekt de functie het adresboek van de LDAP-server.

38Voer de eigenschappen in die u wilt gebruiken wanneer u zoekt naar e-mailadressen en druk vervolgens op [OK].

Elke eigenschap mag uit maximaal 64 tekens bestaan.

Afhankelijk van de serveromgeving, kan de waarde van de eigenschap verschillen. Controleer of de eigenschapswaarde voldoet aan de serveromgeving voordat u deze instelt.

U kunt items blanco laten, maar u kunt geen eigenschappen blanco laten als u zoekt naar e-mailadressen in het adresboek van de LDAP-server.

39Druk op [Zoekopties] als u extra zoekvoorwaarden wilt opgeven.

40Voer de eigenschap in die u wilt gebruiken wanneer u zoekt naar e-mailadressen en druk vervolgens op [OK].

Afhankelijk van de serveromgeving, kan de waarde van de eigenschap verschillen. Controleer of de eigenschap overeenkomt met uw serveromgeving, voordat u dit instelt.

41Druk op [Afsluiten].

42Druk midden in het scherm op [Gebruikersinstellingen] (Schermafbeelding bedieningspaneel).

43Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.