U kunt tussen modi schakelen door op de functietoetsen bovenaan het scherm te drukken.

Functietoetsen
U kunt de functietoetsen gebruiken wanneer [Functietoets] in Schermeigenschappen is ingeschakeld. Zie Het apparaat aansluiten/Systeeminstellingen.
U kunt aan de functietoetsen veelgebruikte functies toewijzen door de volgende procedure te volgen:
Druk op [Home] (
) onderaan in het midden van het scherm.
Veeg het scherm naar links en druk vervolgens op het pictogram [Gebruikerstools] (
).
Druk op [Schermeigenschappen].
Druk op [Apparaatinstellingen van scherm].
Druk op [Functietoets-instellingen].
Vink het selectievakje [Functietoets] aan.
Selecteer [Functietoets 1], [Functietoets 2] of [Functietoets 3] waaraan u een functie wilt toewijzen.
Druk op [Toegewezen functie].
Selecteer in de lijst een functie die u wilt toewijzen.
Druk op [Weergavenaam].
Voer de functienaam in die op de toets moet verschijnen.
Druk op [OK].
Druk op [Home] (
) onderaan in het midden van het scherm.
De functietoets wordt bovenaan het scherm weergegeven.
![]()
U kunt de functietoetsen vergroten via het scherm Schermfuncties. Zie De functietoetsen en systeemberichten vergroten voor meer informatie over elke instelling.