Koptekst overslaan
 

Initiële instellingen

In dit gedeelte worden de gebruikersinstellingen beschreven in het Oorspronkelijke instellingen-menu onder [Faxeigenschappen].

Parameterinstelling

Met Gebruikersparameters kunt u verschillende instellingen naar uw eigen wensen aanpassen.

Voor meer informatie over Parameterinstelling, zie Parameterinstellingen.

Sel. kiessch/druktoets

Met deze functie kunt u een lijntype selecteren als het apparaat is aangesloten op een G3 analoge lijn.

U kunt draaischijf- of druktoetslijnen selecteren.

Deze functie is in sommige regio's niet beschikbaar.

Standaardinstelling: [Sel. tel. met dr.ts]

  1. Druk op [Faxeigenschappen].

  2. Druk op [Oorspr. instellingen].

  3. Druk op [Sel. tel. met kiessch./dr.kts].

  4. Druk op [Sel. tel. met dr.ts] of [Tel. kiessch. (10PPS)] om de lijn te selecteren en druk vervolgens op [OK].

  5. Druk op [Afsluiten].

Faxinformatie programmeren

Programmeer informatie die moet worden weergegeven op het display van het andere apparaat en afgedrukt als een rapport. De volgende informatie kan worden geprogrammeerd.

  • Faxkoptekst

  • Eigen faxnummer

Zie Faxinformatie registreren voor meer informatie over het programmeren van faxinformatie.

Menu beschermen

U kunt voorkomen dat onbevoegde gebruikers de gebruikersinstellingen kunnen wijzigen.

Voor meer informatie over Menu beveiligen, zie de Veiligheidshandleiding.

Land/regio (voor functie-instellingen)

Selecteer het land/de regio waarin het apparaat wordt gebruikt. De land-/regiocode die u opgeeft bepaalt de weergavenotatie van de datum en tijd en de standaardwaarden van de faxverzendinstellingen.

Zorg ervoor dat u de correcte land-/regiocode selecteert.

Het selecteren van een verkeerd land/verkeerde regio kan tot storingen leiden in faxverzendingen.

De standaardwaarde voor deze instelling is het land/de regio die u heeft opgegeven met de Installatie-instellingen wizard, die verplicht is als het apparaat voor het eerst wordt ingeschakeld.

U kunt het land/de regio niet wijzigen tijdens het verzenden of wanneer ontvangen documenten op het apparaat zijn opgeslagen.

Opmerking

  • Voor meer informatie over het wijzigen van de Faxeigenschappen, zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen.