Papier met een horizontale lengte van 64,0 – 216,0 mm (2,52 - 8,50 inch) en een verticale lengte van 127,0 – 1260,0 mm (5,0 - 49,60 inch) kan worden ingevoerd vanuit de handinvoer.
Plaats het papier met de onderkant naar boven in de handinvoer.
De handinvoer wordt automatisch geselecteerd.
Druk op de selectietoets voor de papierlade.
Zorg dat [Handinvoer] is geselecteerd en druk op [Wijzigen].
Druk op [Ang.fr].
Druk op het bewerkingsvak van de horizontale zijde, geef het formaat op met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [Gereed].

Druk op het bewerkingsvak van de verticale zijde, geef het formaat op met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [Gereed].
Druk op [Volgende].
Geef het soort papier op.
Geef de dikte van het papier aan.
Controleer de afdrukzijde van het origineel en het papier en druk vervolgens op [OK].
U kunt de locatie van het origineel veranderen door op [ADF] of [Glasplaat] te drukken.
Druk op [
].
Plaats de originelen en druk daarna op [Starten].
Als het scherm voor het bevestigen van de origineelrichting wordt weergegeven, controleert u de richting en drukt u vervolgens weer op [Starten].
Wanneer de kopieeropdracht is voltooid, drukt u op [Resetten] om de instellingen te wissen.
![]()
U kunt een aangepast papierformaat registreren door na stap 6 op [Deze waarde programmeren] te drukken. Om een geregistreerd aangepast formaat op te roepen, drukt op bij stap 4 op [Geprogrammeerd formaat] en selecteert u vervolgens het formaat dat u wilt gebruiken.