De beheerder kan de apparaatinformatie van de printer opgeven.
De apparaatinformatie van de printer kan worden geëxporteerd naar een extern apparaat als een infobestand met apparaatinformatie. Door een geëxporteerd informatiebestand met apparaatinstellingen te importeren naar de printer, kunt u het gebruiken als een back-upbestand voor het herstellen van de apparaatinstellingen.
Gegevens die geïmporteerd en geëxporteerd kunnen worden
Printereigenschappen
Web Image Monitor-instellingen
Systeeminstellingen
Gegevens die niet geïmporteerd of geëxporteerd kunnen worden
Adresboek
Programma's (printerfunctie)
Gegevens van @Remote
Tellers
Instellingen die alleen kunnen worden opgegeven via Web Image Monitor of de webservice (zoals instellingen voor Bonjour)
Instellingen voor datum en tijd
Instellingen waarvoor het apparaatcertificaat is vereist
Instellingen die moeten worden aangepast voor elke printer (bijvoorbeeld instellingen voor afbeeldingen)
Exclusieve instellingen voor het uitvoeren van functies en weergave-instellingen
![]()
De bestandsindeling voor exporteren is CSV.
De apparaatconfiguratie van de printer die het bestand met apparaatinstellingen importeert, moet overeenkomen met die van de printer die het bestand met apparaatinstellingen heeft geëxporteerd. Anders kan het bestand met apparaatinstellingen niet worden geïmporteerd.
Importeren/exporteren tussen printers is alleen mogelijk als het model, de gebruiksregio en het nummer van de invoerlade overeenkomen.
Als de apparaatconfiguratie is gewijzigd, exporteert u het bijgewerkte bestand met apparaatinstellingen.
Als er printers bestaan met dezelfde apparaatconfiguratie, kunt u hun instellingen overeenkomstig opgeven door hetzelfde bestand met apparaatinstellingen te importeren.
Als een gebruiker de printer bedient, kan er niets geïmporteerd of geëxporteerd worden tot de gebruiker de bewerking voltooit.
Tijdens import en export kan de printer niet bediend worden.