Koptekst overslaan
 

Instellingsprocedure

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een draadloze LAN-interface instelt.

Om de instellingen van het draadloos LAN handmatig in te stellen, geeft u het scherm voor draadloze LAN-configuratie weer en gebruikt u de volgende procedure:

Afbeelding van instelprocedure voor draadloos LAN

Afbeelding van instelprocedure voor draadloos LAN

Opmerking

  • Als [802.11 Ad-hoc modus] is geselecteerd in Communicatiemodus, kiest u het kanaal voor [Ad-hoc kanaal]. Stel een kanaal in dat overeenkomt met het type draadloos LAN dat wordt gebruikt. Voor meer informatie over het instellen van het Ad-hoc kanaal, zie Draadloos LAN configureren.

  • Voor meer informatie over de instellingen voor de beveiligingsmethode, zie de Veiligheidshandleiding.

  • Selecteer ofwel [WEP] of [WPA2] als de beveiligingsmethode. Indien u [WPA2] selecteert, is het noodzakelijk om de communicatiemodus in te stellen op [Infrastructuur modus].

  • Selecteer in [WPA2] ofwel [WPA2] of [WPA2-PSK] als de beveiligingsmethode.

  • Indien u [WPA2-PSK] selecteert, voert u de pre-shared key (PSK) in. Indien u [WPA2] selecteert, is het noodzakelijk om de encryptiemethode te selecteren en het apparaatcertificaat te installeren. Voor meer informatie over het configureren van de instellingen, zie de Veiligheidshandleiding.

  • Om te verbinden met meerdere apparaten die compatibel zijn met Wi-Fi Direct door de printer te gebruiken als een eenvoudig toegangspunt, gebruikt u de modus 'Rechtstreekse verbinding: Groepseigenaar'. Er kunnen maximaal vijf apparaten worden verbonden. Apparaten die niet compatibel zijn met Wi-Fi Direct kunnen ook worden verbonden.

  • In de modus 'Rechtstreekse verbinding: Groepseigenaar' kunnen de apparaten die met de printer zijn verbonden niet met elkaar communiceren. De apparaten kunnen alleen met de printer communiceren.

  • In modus 'Rechtstreekse verbinding: Groepseigenaar' kan de printer gelijktijdig communiceren via Ethernet en draadloos LAN.

  • Gebruik de modus Directe verbinding om de printer 1-op-1 te verbinden met een ander apparaat door middel van de functie Wi-Fi Direct. Wanneer deze modus is ingeschakeld, kan de printer geen verbinding maken met apparaten die niet compatibel zijn met Wi-Fi Direct.

  • Voor meer informatie over andere instellingen dan de instellingen die worden geconfigureerd via het bedieningspaneel, zie Lijst van mogelijke instellingen.

  • U kunt de configuratiepagina afdrukken om de instellingen te controleren. Voor meer informatie over het afdrukken van de configuratiepagina, zie Een testafdruk maken.