Installeer de printer met behulp van de volgende procedure:
Selecteer een geschikte locatie voor uw printer.
Voor meer informatie, zie Installatielocatie.
Haal de printer uit de verpakking.
Controleer de bij de printer geleverde onderdelen.
Voor meer informatie, zie De inhoud van de doos controleren.
Verwijder het beschermingsmateriaal en de tape.
Voor meer informatie, zie Uitpakken.
Bevestig de optionele papierinvoereenheid aan de printer, indien nodig.
Voor meer informatie, zie De papierinvoereenheid bevestigen.
Plaats papier in de papierinvoerlade.
Voor meer informatie, zie Papier plaatsen.
Steek het netsnoer in het stopcontact en zet de printer aan.
Voor meer informatie, zie De stroomkabel aansluiten en Het apparaat aan-/uitzetten.
Configureer de Installatie-instellingen.
Voor meer informatie, zie de Installatiehandleiding.
Voor meer informatie over het aansluiten van de printer op het netwerk, zie De printer aansluiten.
Voor meer informatie over het configureren van de netwerkinstellingen van de printer, zie De netwerkinstellingen configureren.
Druk een testpagina af.
Voor meer informatie, zie de Installatiehandleiding.
Installeer het printerstuurprogramma.
Voor meer informatie, zie de Installatiehandleiding.