Koptekst overslaan
 

Beheerderstoepass.

Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Beheerder toepassingen onder Systeeminstellingen.

Beheerder toepassingen worden door de beheerder gebruikt. Neem contact op met de beheerder als u deze instellingen wilt wijzigen.

We raden u aan om beheerderverificatie in te stellen voordat u instellingen voor Beheerder toepassingen opgeeft.

Adresboekmanagement

U kunt informatie dat in het adresboek is opgeslagen toevoegen, wijzigen of verwijderen.

Voor meer informatie, zie Adresboek.

  • Programmeren/Wijzigen

    U kunt zowel namen als gebruikerscodes invoeren en wijzigen.

    • Namen

      Het is mogelijk een naam, toetsweergave, registratienummer, weergaveprioriteit en titelselectie te registreren.

    • Verif. info

      U kunt een gebruikerscode registreren en de functies opgeven die voor elke gebruikerscode beschikbaar zijn. Gebruikerscodes of gebruikersnamen en wachtwoorden die hier zijn geregistreerd, worden ook gebruikt voor de functie Beperking volume printergebruik.

    • Beveiliging

      U kunt een beveiligingscode registreren.

    • Toev aan grp

      U kunt een gebruiker of gebruikersgroep registreren die in het adresboek bij een groep zijn geregistreerd.

  • Verwijderen

    U kunt een naam uit het adresboek verwijderen.

    Voor meer informatie over elke instelling onder "Adresboekbeheer", raadpleegt u Adresboek.

U kunt maximaal 1000 gebruikers registreren.

U kunt maximaal 1000 gebruikerscodes en gebruikersnamen voor login registreren.

Voor meer informatie over de instelling van afdrukvolumebeperking op het tabblad Beveiliging, zie de Veiligheidshandleiding.

U kunt ook namen in het adresboek registreren en beheren met behulp van Web Image Monitor.

Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen

Namen die geregistreerd staan in het adresboek kunnen aan een groep worden toegevoegd. Hiermee kunt u eenvoudig de namen beheren die in elke groep zijn geregistreerd.

U kunt maximaal 100 groepen registreren.

  • Programmeren/wijzigen

    U kunt groepen registreren en wijzigen.

    • Namen

      Het is mogelijk een naam, toetsweergave, registratienummer, weergaveprioriteit en titelselectie te registreren.

    • Geprogr. Gebr./Groep

      U kunt de namen of groepen van iedere groep controleren.

    • Beveiliging

      U kunt een beveiligingscode registreren.

    • Toev aan grp

      U kunt groepen die zijn geregistreerd in het adresboek in een groep plaatsen.

  • Verwijderen

    U kunt een groep uit het adresboek verwijderen.

Voor meer informatie over het registreren van namen bij een groep, raadpleegt u Namen in een groep registreren.

U kunt ook groepen in het adresboek registreren en beheren met Web Image Monitor.

Adresboek: Volgorde wijzigen

U kunt de volgorde van de geregistreerde namen wijzigen.

Voor details over het wijzigen van de volgorde van de namen in het adresboek, zie De volgorde van geregistreerde namen wijzigen.

Adresboek: Titel bewerken

U kunt de titel bewerken om een gebruiker gemakkelijk te vinden.

Voor meer informatie over het bewerken van titels, raadpleegt u Titels bewerken.

Adresboek: Titel veranderen

Selecteer een sorteertitel voor gebruikersnamen van [Titel 1] tot [Titel 3].

Standaardinstelling: [Titel 1]

Voor meer informatie over het sorteren van titels, raadpleegt u Gebruikersinformatie registreren.

Back-up/herstel: aangepaste gebruikersinstellingen & adresboek

Met een SD-kaart kunt u een back-up van het adresboek en de gebruikersinstellingen van het apparaat maken en deze back-upgegevens weer op het apparaat herstellen.

Neem voor meer informatie over het installeren en verwijderen van de SD-kaart contact op te nemen met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.

Met Gegevens herstellen overschrijft u adresboekgegevens die op het apparaat zijn opgeslagen en wist u de teller van elke geregistreerde gebruiker van het apparaat.

U kunt ook een back-up van het adresboek van het apparaat maken en herstellen met Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.

  • Reservekopie

    U kunt een back-up van het adresboek en de gebruikersinstellingen van het apparaat op een SD-kaart opslaan.

  • Herstellen

    U kunt de back-upkopie van het adresboek en gebruikersinstellingen van een SD-kaart herstellen.

  • Indeling

    U kunt een SD-kaart formatteren.

  • Info Geh.opslagapp. verkrijgen

    U kunt tevens de vrije ruimte en de eigenschappen van de SD-kaart controleren.

Gebruiker autom. uit adresboek verwijd.

Als de limiet voor het maximum aantal registraties wordt bereikt en het toevoegen van een nieuwe account wordt aangevraagd, kan de oudste account worden verwijderd en een nieuwe account worden geregistreerd volgens de gebruikersinstellingen.

De nieuwe account die hierboven wordt beschreven, is een account die automatisch wordt geregistreerd in het adresboek en wordt niet door een gebruiker willekeurig geregistreerd in het adresboek.

Standaardinstelling: [Uit]

Alle gegevens uit het adresboek verwijderen

U kunt alle gegevens uit het adresboek verwijderen.

Teller weergeven/afdrukken

Hiermee kunt u het aantal afdrukken bekijken en afdrukken.

  • Teller weergeven/afdrukken

    Geeft het aantal afdrukken weer voor elke functie (Totaal, Printer, A3 / DLT, Duplex, Dekking).

  • Tellerlijst afdrukken

    Hiermee kunt u een lijst afdrukken met daarop het aantal afdrukken voor elke functie.

Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker

Hiermee kunt u het aantal afdrukken dat met een gebruikerscode geopend is, bekijken, afdrukken en terugzetten op 0.

Druk op [Pijl-omhoogVorige] en [Pijl-omlaagVolg.] om alle afdrukaantallen weer te geven.

Het aantal afdrukken kan afwijken van de tellerstanden in Teller weergeven/afdrukken.

  • Tellerlijst afdrukken voor Alle gebruikers

    Drukt de tellerstanden af voor alle gebruikers.

  • Tellerlijst voor Alle gebruikers wissen

    Stelt de tellerstanden voor alle gebruikers opnieuw in.

  • Tellerlijst afdrukken Per gebruiker

    Drukt de tellerstanden af voor iedere gebruiker.

  • Tellerlijst Wissen per gebruiker

    Reset de tellerstand voor iedere gebruiker.

  • Alles op pag. select.

    Selecteer alle gebruikers op de pagina.

Voor meer informatie over het afdrukken van de teller, raadpleegt u De teller voor elke gebruiker afdrukken en De teller voor alle gebruikers afdrukken.

Milieuvriendelijke teller weergeven / wissen

Voor meer informatie over deze functie, zie de Veiligheidshandleiding.

Milieuvriendelijke teller per gebruiker weergeven / wissen

Voor meer informatie over deze functie, zie de Veiligheidshandleiding.

Milieuvriendelijke teller periode / bericht van beheerder

Voor meer informatie over deze functie, zie de Veiligheidshandleiding.

Actie v app. als limiet is bereikt

Raadpleeg de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Afdrukvolumegebruik beperken: telinstelling per eenheid

Raadpleeg de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Verbeterde beperking afdrukvolumegebruik

U kunt de functie Verbeterde beperking afdrukvolumegebruik inschakelen via Software Development Kit-

toepassingen. Deze instelling kan worden geselecteerd voor "Traceertoestemming" en "Afdrukken stoppen". Tracking verwijst naar de traceerrecords met informatie over het apparaat.

Standaardinstelling van "Traceertoestemming": [Uit]

Standaardinstelling van "Afdrukken stoppen": [Uit]

Als u "Traceertoestemming" instelt op [Aan], zal de Software Development Kit-toepassing de traceringsinformatie van het apparaat verzamelen en het aantal berekenen.

Als u "Afdrukken stoppen" instelt op [Aan], zal de Software Development Kit-toepassing een afdruktaak van het apparaat annuleren.

Afdr.vol.gebr beperkn : Stndrd limietwaarde

Raadpleeg de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Gebruik van mediasleuf

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Gebruikersverificatiebeheer

  • Gebr.code ver.

    Met Gebruikerscodeverificatie kunt u beschikbare functies beperken en hiermee toezien op het gebruik van de functie.

    Wanneer u Gebruikerscodeverificatie gebruikt, registreer dan de gebruikerscodes.

    Met de Printer PC-besturingsfunctie kunt u een logboek met afdrukken genereren die overeenstemmen met de codes die zijn ingevoerd tijdens het gebruik van het printerstuurprogramma.

    • Functies om te beperken

      • [Printer]

      • [Printer: PC Control]

      • [Browser]

    • Verif. afdruktaak:

      • [Compleet]

      • [Eenvoudig (Beperkt)]

      • [Eenvoudig (Alles)]

  • Basisverificatie

  • Windows verif.

  • LDAP verif.

  • Uit

Standaardinstelling: [Uit]

Voor meer informatie over basisverificatie, zie de Veiligheidshandleiding. Voor meer informatie over Windows-verificatie, zie de Veiligheidshandleiding. Voor meer informatie over LDAP-verificatie, zie de Veiligheidshandleiding.

Verificatiebeheer voor toepassingen

Geef op of u verificatie voor elke toepassing wilt inschakelen of niet. Deze functie is alleen beschikbaar als [Gebruikersverificatie management] is ingeschakeld.

Voor meer informatie over Gebruikerscodeverificatie, zie de Veiligheidshandleiding. Voor meer informatie over basisverificatie, zie de Veiligheidshandleiding. Voor meer informatie over Windows-verificatie, zie de Veiligheidshandleiding. Voor meer informatie over LDAP-verificatie, zie de Veiligheidshandleiding.

Verhoogde verificatie management

Voor meer informatie over deze functie, zie de Veiligheidshandleiding.

Management beheerdersverificatie

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Beheerder programmeren/wijzigen

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Sleutelteller management

Geef de functies op die u wilt beheren met de sleutelteller.

  • Te beheren functies

    • [Printer]

    • [Browser]

Extern betaalsysteem management

U kunt de sleutelkaart gebruiken om een bovenste limiet voor het apparaatgebruik te bepalen.

  • [Printer]

  • [Browser]

Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.

Verhoogd extern betaalsysteem management

Geef aan of de geavanceerde functies wel of niet beschikbaar zijn voor het beheer van het externe betaalsysteem.

Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.

Uitgebreide beveiliging

Geef op of u de uitgebreide beveiligingsfuncties wilt gebruiken of niet. Voor meer informatie over de uitgebreide beveiligingsfuncties, zie de Veiligheidshandleiding.

Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server

Programmeer de LDAP-server om rechtstreeks e-mailbestemmingen op te zoeken in het adresboek van de LDAP-server.

  • Naam

  • Servernaam

  • Zoekbasis

  • Poortnummer

  • Gebr. beveil. verbinding (SSL)

  • Verificatie

  • Gebruikersnaam

  • Wachtwoord

  • Domeinnaam

  • Japanse tekenscode

  • Zoekvoorwaarden

Deze functie ondersteunt LDAP-versie 2.0 en 3.0. Digest-verificatie kan alleen met LDAP Ver.3.0 worden gebruikt.

Voor meer informatie over het programmeren van de LDAP-server, raadpleegt u De LDAP-server programmeren.

Hoofdstroom aan via bediening op afstand

U kunt de hoofdstroom aanzetten vanaf een computer op het netwerk met gebruik van Wake-On-LAN.

Standaardinstelling: [Inactief]

Testoproep Service

U kunt een testoproep naar het Ricoh @Remote-center maken.

Deze functie is alleen beschikbaar als de Ricoh @Remote-service ingeschakeld en actief is.

Deze functie is niet beschikbaar als "Meldt status van het apparaat" wordt gebruikt.

Meld status van het apparaat

U kunt een bericht over de status van het apparaat naar het Ricoh @Remote-center sturen.

Deze functie is alleen beschikbaar als de Ricoh @Remote-service ingeschakeld en actief is.

Deze functie is niet beschikbaar als "Service Test Call" wordt gebruikt.

Service Modusbeveiliging

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Firmwareversie

U kunt de softwareversie controleren die is geïnstalleerd op dit apparaat.

Niveau netwerkbeveiliging

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Geh.inst. Autom.verw.

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Het geheugen wissen

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Alle logboeken verwijderen

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Inst. Overdr.logb.

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Voorkomen van onbeveiligd kopiëren Afdrukken: Printer

U kunt de ongeautoriseerde kopieerpreventie instellen voor het patroon en de gegevensbeveiliging voor het kopiëren naar gegevens om ongeautoriseerd kopiëren van het document te voorkomen.

  • Instelling ongeautoriseerde kopieerpreventie

    Kies of ongeautoriseerde kopieerpreventie op het apparaat moet worden opgegeven.

    Standaardinstelling: [Uit]

  • Verplichte ongeautoriseerde kopieerpreventie

    Selecteer de instelling voor ongeautoriseerde kopieerpreventie die voorrang moet krijgen.

    • Driver/Opdracht

      Drukt documenten af aan de hand van de instellingen die in het printerstuurprogramma zijn opgegeven of met opdrachten.

    • Driver/Opdracht (meeste instell.)

      Drukt het achtergrondpatroon en de dichtheid af zoals op het apparaat is opgegeven. Voor andere instellingen worden de instellingen die in het printerstuurprogramma of met opdrachten zijn geconfigureerd, toegepast op het afdrukken.

    • Apparaatinstelling(en)

      Drukt documenten af aan de hand van de instellingen die op het apparaat zijn opgegeven, ongeacht de instellingen van het printerstuurprogramma.

    Standaardinstelling: [Driver/Opdracht]

  • Type ongeaut. kopieerpreventie

    Selecteer het type ongeautoriseerde kopieerpreventie dat gebruikt moet worden.

    • Gegevensbeveiliging voor kopiëren

      Als het afgedrukte document is gekopieerd, gescand of opgeslagen in de documentserver met een kopieerapparaat of MFP worden afbeeldingen in het document bedekt met grijze overdruk.

    • Ongeaut. kop.prev: Patrn

      Sluit teksten en achtergrondafbeeldingen in voor Ongeaut. kop.prev: Patrn op het afgedrukte document. Als het afgedrukte document wordt gekopieerd of gescand of in de documentserver wordt opgeslagen, komt er een tekstpatroon op de achtergrond van het document mee waardoor ongeautoriseerd kopiëren onmogelijk wordt gemaakt.

    Standaardinstelling: [Ongeaut. kop.prev: Patrn ]

  • Gegevensbeveiliging voor kopieereffect

    Selecteer het effect van gegevensbeveiliging voor kopiëren dat op het afgedrukte document moet worden toegepast.

    • Tekst en achtergrond

    • Alleen achtergrond

    Standaardinstelling: [Tekst en achtergrond]

  • Ongeaut. kopieerpreventie van patrooneffect

    Selecteer het effect van ongeautoriseerde kopieerpreventie voor het patroon dat op het afgedrukte document moet worden toegepast.

    • Tekst en achtergrond

    • Alleen achtergrond

    • Alleen tekst

    • Omgekeerde patronen (Tekst/Achtergrond)

    Standaardinstelling: [Tekst en achtergrond]

  • Maskertype voor patroon

    Selecteer het patroon dat op de achtergrond van de afgedrukte documenten moet worden ingesloten. De beschikbare opties zijn:

    Geen, Type 1, Type 2, Type 3, Type 4, Type 5, Type 6, Type 7, Type 8, Type 9, Type 10

    Standaardinstelling: [Geen]

  • Patroondichtheid

    Selecteer de dichtheid van het achtergrondpatroon.

    Standaardinstelling: "3"

  • Tekstselectie

    Voer de tekst in die op de afgedrukte documenten moet worden ingesloten om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. De beschikbare opties zijn:

    Niet specificeren, Ongeautoriseerde kopie, Illegale kopie, Leeg, Niet kopiëren, Kopiëren beperkt, Kopiëren verboden, Gecontroleerd document, Vertrouwelijk document, In vertrouwen, Strikt vertrouwelijk, Vertrouwelijk, Gebruikersnaam, Bestandsnaam, Datum & tijd, Gebruikersnaam + Bestandsnaam, Gebruikersnaam + Datum & tijd, Bestandsnaam + datum & tijd, Gebruikersnaam + Bestandsnaam + Datum & tijd, Gebruikerstekst 1, Gebruikerstekst 2

    Standaardinstelling: [Ongeautoriseerde kopie]

    Registreer de tekst die ingesloten moet worden om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. Eenmaal geregistreerd kan de tekst die u wilt gebruiken, geselecteerd worden in [Tekstselectie]. U kunt een gebruikerstekst invoeren van maximaal 64 tekens.

  • PCL-lettertypen voor teksten

    Geef het lettertype op dat voor de kopieerpreventietekst gebruikt moet worden bij gebruik van PCL.

    Standaardinstelling: [NimbusSans Bold]

  • PS-lettertypen voor teksten

    Geef het lettertype op dat voor de kopieerpreventietekst gebruikt moet worden bij gebruik van PostScript 3.

    Standaardinstelling: [NimbusSans Bold]

  • Puntgrootte

    Geef met de cijfertoetsen de grootte van het lettertype op dat voor de kopieerpreventietekst gebruikt moet worden met een waarde van 50 tot 300 punten.

    Standaardinstelling: "70" punten

  • Ruimte voor Enter

    Geef de regelafstand van de tekst op door met de cijfertoetsen een waarde in te voeren van 50 tot 300 punten. Deze instelling wordt weergegeven als een waarde anders dan [Uit] gespecificeerd is voor [Tekst herhalen].

    Standaardinstelling: "70" punten

  • Teksthoek

    Geef de draaihoek van de tekst op. Als er een groter aantal is opgegeven, wordt de tekst met de klok meegedraaid rond het midden van de tekstreeks. Geef een hoek op tussen 0 en 359 graden met de cijfertoetsen.

    Standaardinstelling: "30" graden

  • Tekst herhalen

    De tekst wordt op de hele pagina (van linksboven naar beneden) herhaald afgedrukt. Als [Aan: 180 gr draaien bij Enter] geselecteerd is, wordt elke tekstregel die wordt afgescheiden door een regeleinde met 180 graden gedraaid.

    • Aan

    • Aan: 180 gr draaien bij Enter

    • Uit

    Standaardinstelling: [Uit]

  • Tekstpositie

    Selecteer de positie waar de tekst wordt ingevoegd. Deze instelling wordt weergegeven als 0 graden gespecificeerd is als waarde voor [Teksthoek] en [Uit] gespecificeerd is als de waarde voor [Tekst herhalen]. De beschikbare opties zijn:

    Linksboven, Middenboven, Rechtsboven, Midden, Linksonder, Middenonder, Rechtsonder

    Standaardinstelling: [Midden]

Vaste USB-poort

Als deze functie is geactiveerd, kunt u voorkomen dat u het stuurprogramma opnieuw moet installeren als u een computer waarop het stuurprogramma voor een identiek apparaatmodel al is geïnstalleerd aansluit op dit apparaat.

Standaardinstelling: [Uit]

Indien ingesteld op [Niveau 1]

Het is niet nodig om een nieuw stuurprogramma te installeren wanneer het printerstuurprogramma van dit apparaat al op de computer geïnstalleerd is.

Indien ingesteld op [Niveau 2]

Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.

Domein programmeren /wijzigen /verwijderen

Programmeer het domein dat moet worden gebruikt voor Kerberos-verificatie.

  • Domeinnaam

  • KDC-servernaam

  • Domeinnaam

Stel zowel de domeinnaam als KDC-servernaam in bij het programmeren van een domein.

Voor meer informatie over domein programmeren/wijzigen/verwijderen, raadpleegt u Het domein programmeren.

Coderingsinstellingen apparaatgegevens

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Apparaatcertificaat programmeren / verwijderen

U kunt een zelf gegenereerd apparaatcertificaat programmeren en verwijderen en tevens de status van het certificaat controleren.

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Informatie apparaatinstelling: importeerinstelling (server)

Voor meer informatie over deze functie, zie de Veiligheidshandleiding.

Informatie app.instelling: importeren uitvoeren (server)

Voor meer informatie over deze functie, zie de Veiligheidshandleiding.

Inf. apparaatinstelling: Exporteren (geheugenopslagapp.)

Voor meer informatie over deze functie, zie de Veiligheidshandleiding.

Inf. apparaatinstelling: Importeren (geheugenopslagapp.)

Voor meer informatie over deze functie, zie de Veiligheidshandleiding.

Verpl. veiligheidsstempel: Printer

Met deze instelling kunt u met de printerfunctie beveiligingsstempels afdrukken op uitgevoerde documenten. U kunt zelf instellen waar de stempels worden gedrukt.

Standaardinstelling: [Uit]

Beschikbare stempelinstellingen: [Datum/tijd], [Afdruk gebruikersnaam], [Apparaat-ID], [IP-adres apparaat], [Stempelpositie aanpassen]

Volume gebruikerteller: Geplande/gespecif. resetinstell

Raadpleeg de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Gereed-status na afdrukken

U kunt de status instellen waarnaar de printer terugkeert na het afdrukken van documenten in de Slaapstand.

  • Bedieningspaneel aan

    De printer keert niet terug naar de slaapstand en het [Home]-scherm verschijnt op het bedieningspaneel.

  • Bedien.pan. uit (energie besp.)

    De printer keert terug naar de Slaapstand.

Standaard: [Bedien.pan. uit (energie besp.)]

En.sp.stnd om afdr.server uit te schak.

Als u de optionele USB-apparaatserver gebruikt, geef dan op of de slaapstand in- of uitgeschakeld moet worden. Terwijl het apparaat in de slaapstand staat, kunt u niet afdrukken via de USB-apparaatserver. Als u de USB-apparaatserver gebruikt, geeft u [Modus uitschakelen] op.

  • Modus uitschakelen

  • Modus inschakelen

Standaardinstelling: [Modus inschakelen]

Logboeken verzamelen

U kunt opgeven of er wel of niet taaklogboeken, toegangslogboeken en milieuvriendelijke logboeken moeten worden verzameld.

  • Actief

  • Inactief

Standaardinstelling voor "Taaklogboek ": [Inactief]

Standaardinstelling voor "Toegangslogboek ": [Inactief]

Standaardinstelling voor "Milieuvriendelijke logboeken ": [Inactief]

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Centraal beheer

U kunt een beheerserver instellen voor het centraal beheren van de adresboekinformatie en Beheerde client.

De adresboekinformatie die op de beheerserver is geregistreerd, kan met de Beheerde client worden gedeeld door de beheerserver te synchroniseren met de andere apparaten die als Beheerde client moeten worden geregistreerd.

Uitsluitend de apparaatbeheerder kan de instellingen opgeven.

  • Beheerde client

  • Niet centraal beheren

Standaardinstelling: [Niet centraal beheren]

  • Beheerde client

    U kunt de instellingen configureren voor de beheerde client, zoals synchronisatie met het adresboek van de beheerserver.

    • Apparaatnaam

      De [Apparaatnaam] die is opgegeven onder [Interface instellingen] wordt weergegeven.

    • Locatie

      De naam die is opgegeven voor "Locatie" wordt weergegeven.

    • IP-adres server/Hostnaam

      Voer het IP-adres/hostnaam van de server in.

      Voer met de cijfertoetsen het IP-adres en de hostnaam in met maximaal 128 tekens.

    • Wachtwoord voor centraal beheer

      Voer het centrale beheerwachtwoord in dat is opgegeven voor [Wachtwoord voor centraal beheer] in [Beheerserver].

      Voer met de cijfertoetsen een wachtwoord in van 4 tot 16 tekens.

    • Inloggen toestaan als verbinding wegvalt

      Geef aan of aanmelden wel of niet toegestaan is.

    • Verbindingstest

      Test de verbinding met de beheerserver.

      Indien [IP-adres server/Hostnaam] of [Wachtwoord voor centraal beheer] leeg is, kunt u geen testverbinding uitvoeren.

IP-adres weergeven

Geef op of het IPv4-adres en de hostnaam van het apparaat moeten worden weergegeven of niet. Uitsluitend de apparaatbeheerder kan de instellingen opgeven.

Standaardinstelling: [Niet weergeven]

Uitschak. als netw.verb. wordt verbroken RegionA-pictogram (voornamelijk Europa)

Geef aan of al dan niet naar de Uit-stand moet worden geschakeld als alle Ethernet-verbindingen, alle USB 2.0-aansluitingen en het faxverkeer gedurende langer dan twee uur niet zijn verbonden.

Standaardinstelling: [Aan]

Automatische detectie

Als deze functie is geactiveerd, verzamelt RC Gate informatie over apparaten die niet compatibel zijn met Ricoh @Remote op het netwerk. Deze informatie wordt vervolgens doorgegeven aan de Ricoh @Remote server samen met informatie over dit apparaat. Geef het schema van de informatie-overdracht en de bestemming op.

  • Actief (dagelijks)

    Voert dagelijks op de opgegeven tijd Automatische detectie uit.

  • Actief (wekelijks)

    Voert wekelijks op de opgegeven dag en tijd Automatische detectie uit.

  • Inactief

  • Tekenreeks SNMP-community

    Voer de SNMP-community in gebruikt voor het zoeken van de apparaten.

Opmerking

  • Voor meer informatie over toegang tot de Systeeminstellingen, zie Gebruikersinstellingen openen.

  • Ongeautoriseerde kopieerpreventie kan in Web Image Monitor en in het printerstuurprogramma worden ingesteld. Voor meer informatie over het configureren van de instellingen, zie Documenten die niet gekopieerd mogen worden.

  • Indien [Beheerde client] is opgegeven voor [Centraal management], dan zijn de volgende instellingen niet beschikbaar:

    • Adresboekmanagement

    • Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen

    • Adresboek: Volgorde wijzigen

    • Adresboek: Titel bewerken

    • Back-up/herstel: aangepaste gebruikersinstellingen & adresboek

    • Alle gegevens uit het adresboek verwijderen

    • Beheerder programmeren/wijzigen