Wanneer u afdrukt in een omgeving waarin classificatiecodes zijn vereist, moet een classificatiecode worden opgegeven voor elke afdruktaak.
![]()
De opgegeven classificatiecode wordt opgeslagen in het printerstuurprogramma.
U kunt overschakelen tussen verschillende classificatiecodes door het printerstuurprogramma te installeren onder verschillende namen en verschillende classificatiecodes op te geven voor elk stuurprogramma.