U kunt bestemmingen registreren voor het verzenden van gescande bestanden in het adresboek. U kunt de geregistreerde bestemmingen eenvoudig selecteren door op de bestemmingstoets te drukken die op het startscherm van de scanner wordt weergegeven.
Open het scherm Adresboek.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de toets [Startpagina] op het bedieningspaneel.
Druk op het pictogram [Adresboekmanagement] op het scherm.
Als het [Adresboekmanagement]-pictogram niet verschijnt, drukt u op het pictogram rechtsboven in het scherm om naar het menuscherm te gaan.
Bij gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op [Home] () onderaan in het midden van het scherm.
Druk op het pictogram [Adresboekmanagement] in het [Home]-scherm.
Druk op [Nieuw progr.].
Druk op [Wijzigen] naast "Naam", voer de naam in die u als de bestemming wilt weergegeven en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Verif. info] en vervolgens op [
Volg.].
Druk op [Spec. and. Ver.info.] in "Mapverificatie".
Druk op [Wijzigen] naast "Log-in gebruikersnaam", voer de log-in gebruikersnaam op de betreffende computer in en druk op [OK].
Druk op [Wijzigen] naast "Log-in wachtwoord", voer het log-in wachtwoord in op betreffende computer en druk op [OK].
Voer het wachtwoord opnieuw in om het te bevestigen en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Map].
Selecteer een map in "Bladeren door netwerk".
Druk op [Blad. door netwerk].
Selecteer de groep waar de betreffende computer toe behoort. Blader naar de domeinnaam/werkgroepnaam.
Druk op de naam van de computer waarnaar u het bestand wilt verzenden.
Selecteer de gedeelde map op de bestemmingscomputer.
Druk op [OK] en ga verder met stap 12.
Ga door met stap 11 als u de map niet kunt selecteren bij Bladeren door netwerk.
Voer de computernaam of het IP-adres in om de gedeelde map als bestemming op te geven.
De computernaam invoeren om een gedeelde map op te geven
Druk naast "Pad" op [Wijzigen].
Geef de betreffende computer op en een gedeelde map.
Als de computernaam bijvoorbeeld "UserPC" is en de naam van een gedeelde map "scan" is, gebruik dan "\\UserPC\scan" als de naam van de bestemmingsmap.
Druk op [OK].
Het IP-adres invoeren om een gedeelde map op te geven
Druk naast "Pad" op [Wijzigen].
Geef de betreffende computer op en een gedeelde map.
Als de computernaam bijvoorbeeld "192.168.0.152" is en de naam van een gedeelde map "scan" is, gebruik dan "\\192.168.0.152\scan" als de naam van de bestemmingsmap.
Druk op [OK].
Druk op [Verbindingstest].
Druk op [Afsluiten] als een bericht verschijnt dat aangeeft dat de verbinding tot stand is gebracht.
Raadpleeg Problemen oplossen als het bericht “Verbinding met de PC mislukt. Controleer de instellingen.” wordt weergegeven.
Druk op [OK].
Om meerdere bestemmingsmappen te registreren, herhaalt u vanaf stap 2.
Sluit het scherm Adresboek.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
Bij gebruik van het Smart Operation Panel
Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ().
Druk op [Home] () onderaan in het midden van het scherm.