Deze paragraaf beschijft de voorzorgsmaatregelen bij het vervangen van tonercartridges, hoe u gescande documenten kunt verzenden als de toner op is en wat u moet doen met gebruikte tonercartridges.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vervang altijd de tonercartridge als er een melding op het apparaat verschijnt.
Als u andere toner gebruikt dan van het aanbevolen type, kunnen er storingen optreden.
Zet de hoofdstroom niet uit wanneer u toner bijvult. De instellingen gaan dan verloren.
Bewaar toner op een plaats waar die niet direct aan zonlicht, een hogere temperatuur dan 35°C (95ºF) of een hoge luchtvochtigheid blootgesteld wordt.
Plaats de tonercartridge op een vlakke ondergrond met de opening naar boven.
Na het verwijderen van de tonercartridge mag u de fles niet met de mond omlaag schudden. Er zouden namelijk restjes toner kunnen rondspatten.
Installeer en verwijder tonercartridges niet herhaaldelijk. Hierdoor kan de tonercartridge gaan lekken.
Volg de instructies op het scherm op wat betreft het vervangen van de tonercartridge.
Als “De tonercartridge is bijna op.” wordt weergegeven, is de toner bijna op. Zorg dat u een vervangende tonercartridge bij de hand heeft.
Als verschijnt als er veel toner is, volgt u de instructies voor vervanging van de toner die op het scherm verschijnen. Trek de cartridge uit en installeer deze vervolgens opnieuw.
Wanneer u het standaard bedieningspaneel gebruikt, kunt u de naam van de vereiste toner en de procedure voor het vervangen van de toner nalezen via het scherm [Toner bijvullen.].
Wanneer u het Smart Operation Panel gebruikt, kunt u de naam van de vereiste toner en de procedure voor het vervangen van de toner nalezen op het scherm [Toner bijvullen.]. Om het scherm [
Toner bijvullen] weer te geven, drukt u op [Status controleren] en vervolgens op [Contr.] in het gedeelte [Apparaatstatus] in het tabblad [App.-/toepassingsstatus].
Voor meer informatie over het controleren van het telefoonnummer van de contactpersoon waar u verbruiksartikelen kunt bestellen, zie Informatie.