Selecteer het origineeltype.
Indien de grijze delen van uw kopieën niet regelmatig lijken, selecteert u [Tekst] of [Foto] voor een gelijkmatigere afdruk.
Om [Generatiekopie], [Licht] of [Plattegrond] of [Highlight pen] te kunnen selecteren moet u eerst op [Overige] drukken.
Als u [Donkere achtergrond] selecteert, dan wordt de automatische afbeeldingsdichtheid functie uitgeschakeld, maar de handmatige afbeeldingsdichtheid functie ingeschakeld.
[Donkere achtergrond] kan gebruikt worden wanneer [Zwart/Wit] geselecteerd is in kleurenmodus.
U kunt de instellingen voor origineeltypen die worden weergegeven in het eerste scherm wijzigen onder [Alg. eigensch.] in Gebruikerstools. Voor meer informatie, zie Algemene toepassingen.
U kunt onder [Origineeltype weergeven] in Gebruikerstools instellen of u de toetsen voor het origineel in het beginscherm wilt weergeven. Voor meer informatie, zie Algemene toepassingen.
Om [Donkere achtergrond] weer te geven, dient u [Donkere achtergrond] op [Aan] te zetten en [Origineeltype weergeven] op [Verbergen] onder [Alg. eigensch.]. Druk vervolgens op [Type Origineel]. Voor meer informatie, zie Algemene toepassingen.