Koptekst overslaan
 

Eigenschappen voor een aangepast papier opgeven

1Druk op de toets [Instell. papierlade].

Afbeelding van knop Papierinstelling

2Selecteer het nummer van de lade waarvan u de papierinstellingen wilt opgeven.

3Selecteer het aangepaste papier dat u wilt gebruiken en druk vervolgens op [OK].

Afbeelding van bedieningspaneel

Het aangepaste papier dat in de gelecteerde lade gebruikt kan worden, verschijnt.

Druk op [Pijl-omhoogVorige] of [Pijl-omlaagVolg.] om door de lijst te scrollen en het papier te zoeken dat u wilt selecteren.

Na het selecteren van een aangepast papier, kunt u het type en de kleur ervan controleren door op [Instell. control.] te drukken.

4Druk op het tabblad [Kaft/Tussenvoegvel/Tussenblad/Scheidingsvel].

5Wijzig zo nodig de instellingen voor de kopieerfunctie (bijvoorbeeld voor voorblad en tussenvoegvel).

6Druk op de toets [Instell. papierlade].

U kunt het scherm [Lade Papierinstellingen] ook sluiten door op [Afsluiten] te drukken.

Opmerking

  • Als u de instellingen voor het aangepaste papier wilt wijzigen, druk dan op [Aangepaste pap.inst. wijz.] bij stap 3.