In dit wordt uitgelegd u hoe u het apparaat configureert als Windows-netwerkprinter. Het apparaat is zo geconfigureerd dat netwerkclienten het apparaat kunnen gebruiken.
Als u de printereigenschappen in het venster [Printer] of [Printers en faxen] wilt wijzigen, zijn de volgende toegangsverificaties vereist:
Windows Server 2008/2008 R2/2012/2012 R2: Toegangsverificatie beheren
Windows Vista/7/8/8.1/10: Volledig beheer
Als u de printereigenschappen in het venster [Printer] of [Printers en faxen] wilt wijzigen, logt u in op de bestandenserver als beheerder of lid van de groep PowerUsers.
Klik op [Start].
Het startmenu verschijnt.
Bij Windows 8/8.1 klikt u op [Bureaublad] en verplaatst u de cursor naar rechtsonder in het scherm. Klik op de [Instellingen] en vervolgens op [Configuratiescherm].
Klik op [Apparaten en printers].
Voor Windows Vista, klik op [Configuratiescherm] en klik dan op [Printer] onder [Hardware en geluiden] om het venster [Printer] te openen.
Bij Windows 8/8.1 gaat u naar [Hardware en geluiden] en klikt u op [Apparaten en printers weergeven].
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat dat u toegevoegd heeft en klik vervolgens op [Printereigenschappen].
De printereigenschappen worden weergegeven.
Voor Windows Vista, klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat dat u toegevoegd heeft, klik op [Als administrator uitvoeren] en klik vervolgens op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Delen] op [Deze printer delen].
Om het apparaat te delen met gebruikers die een andere versie van Windows gebruiken, klikt u op [Extra stuurprogramma's...]
Als u een ander stuurprogramma heeft geïnstalleerd door [Gedeeld] te selecteren tijdens de installatie van het printerstuurprogramma, kunt u deze stap overslaan.
Klik op [OK] en sluit het venster met printereigenschappen.