Druk onder "Pad" op [Wijzigen].
Voer het pad in waar de map zich bevindt.
Bijvoorbeeld: als de naam van de bestemmingscomputer "User" is en de naam van de map is "Share", dan is het pad \\User\Share.
Als het netwerk niet toelaat dat IP-adressen automatisch worden verkregen, noteert u het IP-adres van de bestemmingscomputer in het pad. Bijvoorbeeld: als het IP-adres van de bestemmingscomputer "192.168.0.191" is en de naam van de map is "Share", dan is het pad \\192.168.0.191\Share.
Druk op [OK].
Als de notatie van het ingevoerde pad niet juist is, verschijnt er een melding. Druk op [Afsluiten] en voer het pad opnieuw in.
Voer het pad zo in: "\\ServerNaam\Share-Naam\PadNaam".
U kunt ook een IPv4-adres invoeren.
U kunt het pad invoeren met maximaal 256 tekens (256 bytes).