Open het eigenschappenvenster van de printer en klik op het tabblad [Geavanceerde opties].
Vink het selectievakje [Gebruikersverificatie] aan.
Als u het log-in wachtwoord wilt coderen, klik dan op [Driver coderingstoets...].
Als u het wachtwoord niet wilt coderen, gaat u door naar stap 6.
Geef de coderingssleutel van het stuurprogramma op die al is ingesteld op het apparaat.
Klik op [OK] om het dialoogvenster [Coderingssleutel stuurprogramma] te sluiten.
Klik op [OK] om het dialoogvenster met de eigenschappen van de printer te sluiten.
Open het document dat u wilt verzenden vanuit een toepassing.
Selecteer [LAN-Fax Generic] als printer en start de afdruktaak.
Het dialoogvenster [LAN-Fax Generic] wordt geopend.
Klik op het tabblad [Gebruikersinstellingen].
Geef de log-in gebruikersnaam en het wachtwoord voor gebruikersverificatie op die al zijn ingesteld op het apparaat of de server.
Klik op [Verzenden], [Verzenden & Afdrukken] of [Afdrukken].
Als u een ongeldige gebruikersnaam of een ongeldig wachtwoord opgeeft, wordt het verzenden en/of afdrukken niet gestart.