Naast de toepassing van basisbeveiliging aan de hand van gebruikersverificatie en limieten voor toegang tot de printer die door elke beheerder worden ingesteld, kunt u de beveiliging uitbreiden door bijvoorbeeld verzonden gegevens en de gegevens in het adresboek te coderen.
Log via het bedieningspaneel in als beheerder met rechten.
Ga naar het scherm “Uitgebreide beveiliging”.
[Systeeminstellingen] |
Selecteer de instelling die u wilt wijzigen.
Druk op de instelling die u wilt wijzigen |
Wijzig de instellingen.
Wijzig de instelling |
Log uit.
De bewerkingsrechten van een beheerder zijn afhankelijk van de instelling.
Driver coderingstoets
Dit kan worden ingesteld door de netwerkbeheerder.
Geef de tekenreeks op voor het decoderen van de aanmeldingswachtwoorden die door het stuurprogramma worden verzonden wanneer gebruikersverificatie is ingeschakeld.
Om de coderingssleutel voor het stuurprogramma op te geven, voert u de coderingssleutel die bij de printer is opgegeven in bij het stuurprogramma.
Voor meer informatie, zie Het opgeven van een drivercoderingstoets.
Adresboek coderen / Aangepaste gebruikerinstellingen & adresboek coderen
Dit kan door de gebruikersbeheerder worden ingesteld.
U kunt de individuele instellingen van de gebruikers van het apparaat en de gegevens in het adresboek coderen.
Zelfs als informatie van een intern deel is gelekt, voorkomt codering dat gegevens uit het adresboek gelezen kunnen worden.
Voor meer informatie, zie Het adresboek beveiligen.
Standaardinstelling: [Uit]
Weerg. Gebr.inform. bep. / Weerg. van gebr.inf. bep.
Dit kan worden ingesteld door de apparaatbeheerder.
Dit kan worden ingesteld als gebruikersverificatie is opgegeven. Als de opdrachtgeschiedenis wordt gecontroleerd met een netwerkverbinding waarvoor geen verificatie beschikbaar is, kan alle persoonlijke informatie worden weergegeven als "********". Wanneer bijvoorbeeld iemand die niet is geverifieerd als beheerder de opdrachtgeschiedenis controleert met SNMP in Device Manager NX, kan persoonlijke informatie worden weergegeven als "********" zodat gebruikers niet kunnen worden geïdentificeerd. Omdat informatie waarmee geregistreerde gebruikers kunnen worden geïdentificeerd niet mag worden bekeken, wordt voorkomen dat ongeautoriseerde gebruikers informatie verkrijgen over de opgeslagen bestanden.
Standaardinstelling: [Uit]
Bestandsbeveiliging verhogen
Dit kan worden ingesteld door de bestandsbeheerder.
Door het instellen van een wachtwoord kunt u handelingen zoals het afdrukken, verwijderen en versturen van bestanden beperken en kunt u voorkomen dat ongeautoriseerde personen toegang krijgen tot de bestanden. Het blijft echter altijd mogelijk het wachtwoord te kraken.
Als u "Bestandsbeveiliging verhogen" instelt, worden de bestanden beveiligd en zijn ze niet meer toegankelijk wanneer er tien keer een ongeldig wachtwoord is ingevoerd. Hiermee kunt u de bestanden beveiligen tegen ongeautoriseerde pogingen om toegang te krijgen waarbij herhaaldelijk een wachtwoord wordt geraden.
De beveiliging van de bestanden kan alleen worden opgeheven door de bestandsbeheerder.
Als bestanden zijn beveiligd, kunt u de bestanden zelfs niet selecteren als u het juiste wachtwoord invoert.
Standaardinstelling: [Uit]
Instellingen met SNMPv1 en V2
Dit kan worden ingesteld door de netwerkbeheerder.
Wanneer toegang wordt verkregen tot de printer met het SNMPv1, v2-protocol, kan er geen verificatie plaatsvinden, waardoor instellingen van de apparaatbeheerder, zoals de papierinstelling, kunnen worden gewijzigd. Als u [Verbieden] selecteert, kan de instelling wel worden bekeken, maar niet worden ingesteld met SNMPv1, v2.
Standaardinstelling: [Niet verbieden]
Cod.slt. strprgr.:Cd.strkt / Coderingssleutel stuurprogr.: Cod.sterkte
Dit kan worden ingesteld door de netwerkbeheerder.
Geef de coderingssterkte op voor het versturen van taken van het stuurprogramma naar de printer.
De printer bevestigt de coderingssterkte van het wachtwoord dat bij de taak hoort en verwerkt de taak.
Als [Eenvoudige codering] is geselecteerd, worden alle taken die gebruikersverificatie doorstaan, geaccepteerd.
Als [DES] is geselecteerd, worden alleen taken die gecodeerd zijn met DES of AES geaccepteerd.
Als [AES] is geselecteerd, worden alleen taken die gecodeerd zijn met AES geaccepteerd.
Als u [AES] of [DES] selecteert, geef dan de coderingsinstelling op met behulp van het printerstuurprogramma. Voor informatie over het instellen van het printerstuurprogramma, zie de Help-functie.
Standaardinstelling: [Eenvoudige codering]
Huidige taak verifiëren
Dit kan worden ingesteld door de apparaatbeheerder.
Met deze instelling kunt u opgeven of verificatie is vereist onder de printerfunctie voor handelingen zoals het annuleren van afdruktaken.
Als u [Log-in privilege] selecteert, kunnen bevoegde gebruikers en de apparaatbeheerder de printer gebruiken. Bij deze instelling is verificatie niet vereist voor gebruikers die op de printer hebben ingelogd voordat [Log-in privilege] werd geselecteerd.
Als [Toegangsrecht] opgegeven is, kan elke gebruiker die een afdruktaak heeft uitgevoerd, de taak annuleren. De apparaatbeheerder kan ook de afdruktaak van de gebruiker annuleren.
Zelfs als u [Log-inrecht] selecteert en inlogt op de printer, kunt u geen afdruktaak annuleren die wordt verwerkt als u niet bevoegd bent om gebruik te maken van de afdrukfunctie.
U kunt "Huidige taak verifiëren" alleen selecteren als "Gebruikersverificatiebeheer" is ingesteld.
Standaardinstelling: [Uit]
Wachtwoord beleid
Dit kan door de gebruikersbeheerder worden ingesteld.
Met deze instelling kunt u [Inst. moeilijkh.graad] en [Minimaal aantal tekens] instellen voor het wachtwoord. Als u deze instelling opgeeft, kunt u de beschikbare wachtwoorden beperken tot alleen diegene die voldoen aan de voorwaarden vermeld in Inst. moeilijkh.graad" en Minimaal aantal tekens".
Als u [Niveau 1] selecteert, kunt u voor het wachtwoord een combinatie van twee soorten tekens opgeven en kiezen uit hoofdletters, kleine letters, decimalen en symbolen zoals #.
Als u [Niveau 2] selecteert, kunt u voor het wachtwoord een combinatie van drie soorten tekens opgeven en kiezen uit hoofdletters, kleine letters, decimalen en symbolen zoals #.
Standaardinstelling: [Uit], vereist minimumaantal tekens niet opgegeven
@Remote service
Dit kan worden ingesteld door de apparaatbeheerder.
Communicatie via HTTPS voor de @Remote service wordt uitgeschakeld als u [Verbieden] selecteert.
Als de instelling is ingesteld op [Verbieden], neem dan contact op met uw onderhoudsvertegenwoordiger.
Standaardinstelling: [Niet verbieden]
Firmware update
Dit kan worden ingesteld door de apparaatbeheerder.
Specificeer of u firmware-updates op de printer wilt toestaan. Een firmware-update betekent dat de servicevertegenwoordiger de firmware bijwerkt of dat de firmware wordt bijgewerkt via het netwerk.
Als u [Verbieden] selecteert, kan de firmware op de printer niet worden bijgewerkt.
Als u [Niet verbieden] selecteert, zijn er geen beperkingen wat betreft het bijwerken van de firmware.
Standaardinstelling: [Niet verbieden]
Firmware structuur wijzigen
Dit kan worden ingesteld door de apparaatbeheerder.
Specificeer of u wijzigingen in de firmwarestructuur wilt voorkomen. De functie "Firmwarestructuur wijzigen" detecteert wanneer de SD kaart ingevoerd, verwijderd of vervangen wordt.
Als u [Verbieden] selecteert, stopt de printer tijdens het opstarten wanneer er een wijziging in de firmwarestructuur is gedetecteerd en wordt er een bericht weergegeven waarin de beheerder wordt verzocht om in te loggen. Nadat de apparaatbeheerder inlogt, voltooit het apparaat het opstarten met de bijgewerkte firmware.
De beheerder kan bevestigen of de bijgewerkte structuurwijzigingen wel of niet toegestaan zijn door de firmwareversie die is weergegeven op het bedieningspaneel te controleren. Als de wijziging in de firmwarestructuur niet toelaatbaar is, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger voordat u inlogt.
Als "Firmwarestructuur wijzigen" is ingesteld op [Verbieden], moet beheerdersverificatie worden ingeschakeld.
Nadat [Verbieden] is opgegeven, schakelt u beheerdersverificatie uit. Wanneer beheerdersverificatie weer is ingeschakeld, kunt u de instelling terugzetten op [Niet verbieden].
Als u [Niet verbieden] selecteert, wordt het controleren van wijzigingen in de firmwarestructuur uitgeschakeld.
Standaardinstelling: [Niet verbieden]
Overtreding wachtwoordinvoer
Dit kan worden ingesteld door de apparaatbeheerder.
Indien het aantal verificatieverzoeken de instelling overschrijdt, ziet het systeem de toegangssessie als een wachtwoordaanval op het systeem. De toegangssessie wordt opgenomen in het toegangslogboek en de logboekgegevens worden via e-mail naar de apparaatbeheerder verzonden.
Indien "Max aant toegest pogingen" is ingesteld op [0], worden wachtwoordaanvallen niet gedetecteerd.
Max aant toegest pogingen
Geef hier het maximum aantal toegestane verificatiepogingen op.
U kunt een waarde van 0 tot 100 opgeven.
Standaardinstelling: [30]
Metingsduur
Geef het interval op waarin het aantal herhaalde mislukte verificatiepogingen geteld moet worden. Wanneer de metingsduur over is, worden de logboektellingen van mislukte verificatiepogingen gewist.
U kunt een waarde van 1 tot 10 opgeven.
Standaardinstelling: [5]
Afhankelijk van de waarden van de instellingen voor [Max aant toegest pogingen] en [Metingsduur] kunt u vaak e-mailberichten krijgen over detectie van overtredingen.
Als er vaak e-mailberichten over detectie van overtredingen worden ontvangen, controleer dan de inhoud van de instellingwaarden en bekijk of er iets gewijzigd dient te worden.
Beveil.inst. toeg.overtr. / Beveil.instel. voor toegangsovertreding
Dit kan worden ingesteld door de apparaatbeheerder.
Als u inlogt op de printer via een netwerkapplicatie, is het mogelijk dat een gebruiker onterecht wordt uitgesloten, omdat het aantal verificatiepogingen van de gebruiker niet overkomt met het aantal interne inlogpogingen.
Bijvoorbeeld: de toegang kan geweigerd worden als een afdruktaak die meerdere sets met pagina's bevat, wordt verzonden vanuit een applicatie.
Indien u [Aan] selecteert onder "Beveil.inst. toeg.overtr.", kunt u dergelijke verificatiefouten voorkomen.
Aan
Weiger.duur toeg.overtr.
Geef hier op hoe lang de gebruiker de toegang geweigerd moet worden.
U kunt een waarde van 0 tot 60 opgeven.
Standaardinstelling: [15]
Max aant behrde gebr dr host
Geef hier het aantal gebruikersaccounts op voor "Beveil.inst. toeg.overtr.".
U kunt een waarde van 50 tot 200 opgeven.
Standaardinstelling: [200]
Max aant wachtw.pogingen
Geef hier het aantal wachtwoordpogingen op voor "Beveil.inst. toeg.overtr.".
U kunt een waarde van 50 tot 200 opgeven.
Standaardinstelling: [200]
Statusmonitor-interval
Geef het monitorinterval op van "Max aant behrde gebr dr host" en "Max aant wachtw.pogingen".
U kunt een waarde van 1 tot 10 opgeven.
Standaardinstelling: [3]
Uit
Standaardinstelling: [Uit]
Overtreding Apparaattoegang
Dit kan worden ingesteld door de apparaatbeheerder.
Indien het aantal inlogpogingen de instelling overschrijdt, ziet het systeem de toegangssessie als een toegangsovertreding. De toegangssessie wordt opgenomen in het toegangslogboek en de logboekgegevens worden via e-mail naar de apparaatbeheerder verzonden. Er wordt tevens een bericht weergegeven op het bedieningspaneel en op Web Image Monitor.
Indien "Max aant toegest pogingen" is ingesteld op [0], worden de overschreden toegangspogingen niet gedetecteerd.
U kunt in "Vertragingsduur verificatie" de antwoord-vertragingsduur voor inlogpogingen opgeven om te voorkomen dat het systeem ontoegankelijk wordt wanneer er een toegangsovertreding wordt gedetecteerd.
Bij "Limiet simult. Toeg. host" kunt u het maximale aantal inlogpogingen opgeven dat het apparaat tegelijkertijd mag benaderen. Indien het aantal de instelling overschrijdt, kan er niet meer gemonitord worden. De gedetecteerde onbeschikbaarheid wordt opgenomen in het logboek.
Max aant toegest pogingen
Geef hier het maximale aantal toegestane toegangspogingen op.
U kunt een waarde van 0 tot 500 opgeven.
Standaardinstelling: [100]
Metingsduur
Geef het interval op waarin het aantal overschreden toegangspogingen wordt gemeten. Wanneer de metingsduur over is, worden de logboektellingen van mislukte toegangspogingen gewist.
U kunt een waarde van 10 tot 30 opgeven.
Standaardinstelling: [10]
Vertragingsduur verificatie
Geef de vertragingsduur voor verificatie op wanneer er een toegangsovertreding wordt gedetecteerd.
U kunt een waarde van 0 tot 9 opgeven.
Standaardinstelling: [3]
Limiet simult. Toeg. host
Geef het aantal toegestane verificatiepogingen op wanneer verificaties vertraagd zijn door een toegangsbeperking.
U kunt een waarde van 50 tot 200 opgeven.
Standaardinstelling: [200]
Afhankelijk van de waarden van de instellingen voor [Max aant toegest pogingen] en [Metingsduur] kunt u vaak e-mailberichten krijgen over detectie van overtredingen.
Als er vaak e-mailberichten over detectie van overtredingen worden ontvangen, controleer dan de inhoud van de instellingwaarden en bekijk of er iets gewijzigd dient te worden.