Als een draadloos netwerk WEP gebruikt om overgedragen gegevens te coderen, moet de corresponderende WEP-sleutel worden ingesteld zodat de printer kan communiceren met andere netwerkapparaten.
Log in als netwerkbeheerder via het bedieningspaneel.
Ga naar het scherm “Beveiligingsmethode”.
[Systeeminstellingen] |
Voer de WEP-sleutel in.
[WEP] |
De ingevoerde WEP-sleutel wordt aangegeven met sterretjes.
Voer een 64-bits WEP-sleutel in met 10 hexadecimale tekens of 5 ASCII-tekens.
Voer een 128-bits WEP-sleutel in met 26 hexadecimale tekens of 13 ASCII-tekens.
Voor ASCII-tekenreeksen wordt onderscheid gemaakt tussen hoofd- en kleine letters. Zorg er dus voor dat u de tekens op de juiste wijze invoert.
Stel de rest van de instellingen in.
[OK] |
Log uit.
![]()
U kunt WEP-sleutel ook instellen met behulp van een webbrowser. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.