Voordat u de printer configureert, dient u na te gaan of de beheerdersverificatie correct is geconfigureerd onder "Beheerdersverificatie management".
Log in als apparaatbeheerder via het bedieningspaneel.
Ga naar het scherm voor de configuratie van basisverificatie.
[Systeeminstellingen] |
Ga naar het scherm voor de configuratie van Verificatie-informatie.
[Gebruikersverificatiebeheer] |
Selecteer de functies die u wilt toestaan.
[Beschikbare printerfuncties] |
De functies die u hier selecteert, worden de standaardinstellingen voor Basisverificatie die zullen worden toegekend aan alle nieuwe gebruikers van het Adresboek.
Voor meer informatie over het opgeven van beschikbare functies voor individuen of groepen, zie Beschikbare functies beperken.
Geef het niveau op.
[Verif. afdruktaak] |
Als u [Eenvoudig (Beperking)] selecteert, geef dan het bereik op waarbinnen [Eenvoudig (Beperking)] wordt toegepast op "Verif. afdruktaak". U kunt het IPv4-adresbereik opgeven waarvoor deze instelling wordt toegepast. U kunt daarnaast ook opgeven of u de instelling wilt toepassen op de parallelle interfaces en USB-interfaces.
[Eenvoudig (Beperking)] |
Voor een beschrijving van de verschillende niveaus van printertaakverificatie, zie Printertaakverificatie.
Log uit.
![]()
U kunt dit ook met Web Image Monitor instellen. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.