Geef de driver coderingstoets op in de printer.
Deze instelling maakt gecodeerde verzending van log-in wachtwoorden mogelijk en verbetert de beveiliging tegen het kraken van wachtwoorden.
![]()
Druk op de toets [Menu] en selecteer vervolgens items om in te stellen met behulp van de [
] of de [
].
Meld u aan als netwerkbeheerder via het bedieningspaneel van de printer.
Selecteer [Beveiligingsopties]
Druk op de [OK]-knop.
Selecteer [Uitgebreide beveiliging]
Druk op de [OK]-knop.
Selecteer [Drivercoderingstoets]
Druk op [OK]
Selecteer [Enter]
Voer de drivercoderingstoets in
Selecteer [Accept.]
U kunt voor de coderingstoets maximaal 32 alfanumerieke tekens gebruiken.
De netwerkbeheerder moet de driver coderingstoets die op de printer is ingesteld aan de gebruikers geven, zodat zij deze op hun computers kunnen registreren. Zorg ervoor dat dezelfde coderingstoets wordt ingevoerd als die ingesteld is op de printer.
Selecteer [Enter]
Voer de drivercoderingstoets nogmaals in ter bevestiging
Selecteer [Accept.]
Druk tweemaal op de [Menu]-knop.
Log uit.
![]()
Log in als netwerkbeheerder via het bedieningspaneel.
Ga naar het scherm “Uitgebreide beveiliging”.
[Systeeminstellingen] |
Specificeer de driver coderingstoets.
[Driver coderingstoets] |
U kunt voor de coderingstoets maximaal 32 alfanumerieke tekens gebruiken.
De netwerkbeheerder moet de driver coderingstoets die op de printer is ingesteld aan de gebruikers geven, zodat zij deze op hun computers kunnen registreren. Zorg ervoor dat dezelfde coderingstoets wordt ingevoerd als die ingesteld is op de printer.
Log uit.
![]()
Raadpleeg de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het opgeven van de coderingstoets voor het printerstuurprogramma.