Koptekst overslaan
 

WEP-sleutel instellen

Als een draadloos netwerk WEP gebruikt om overgedragen gegevens te coderen, moet de corresponderende WEP-sleutel worden ingesteld zodat de printer kan communiceren met andere netwerkapparaten.

SP C340DN

Druk op de toets [Menu] en selecteer vervolgens items om in te stellen met behulp van de [Pijl-omlaag] of de [Pijl-omhoog].

1Meld u aan als netwerkbeheerder via het bedieningspaneel van de printer.

2Selecteer [Host interface] Druk op [OK]

3Selecteer [Wireless LAN] Druk op [OK]

4Selecteer [Beveiligingsmethode] Druk op [OK]

5Selecteer [WEP] [Details] [Enter]

6Voer de tekens in. Selecteer [Accept.]

De ingevoerde WEP-sleutel wordt aangegeven met sterretjes.

Voer een 64-bits WEP-sleutel in met 10 hexadecimale tekens of 5 ASCII-tekens.

Voer een 128-bits WEP-sleutel in met 26 hexadecimale tekens of 13 ASCII-tekens.

Voor ASCII-tekenreeksen wordt onderscheid gemaakt tussen hoofd- en kleine letters. Zorg er dus voor dat u de tekens op de juiste wijze invoert.

7Druk tweemaal op de [Menu]-knop.

8Log uit.

SP C342DN

1Log in als netwerkbeheerder via het bedieningspaneel.

2Ga naar het scherm “Beveiligingsmethode”.

[Systeeminstellingen] [Interface-instellingen] [Wireless LAN] [Beveiligingsmethode]

3Voer de WEP-sleutel in.

[WEP] [WEP-(codering) sleutel] Voer de WEP-sleutel in [OK]

De ingevoerde WEP-sleutel wordt aangegeven met sterretjes.

Voer een 64-bits WEP-sleutel in met 10 hexadecimale tekens of 5 ASCII-tekens.

Voer een 128-bits WEP-sleutel in met 26 hexadecimale tekens of 13 ASCII-tekens.

Voor ASCII-tekenreeksen wordt onderscheid gemaakt tussen hoofd- en kleine letters. Zorg er dus voor dat u de tekens op de juiste wijze invoert.

4Stel de rest van de instellingen in.

[OK] [Afsluiten]

5Log uit.

Opmerking

  • U kunt WEP-sleutel ook instellen met behulp van een webbrowser. Voor meer informatie, zie de helpfunctie van Web Image Monitor.