Configureer de volgende instellingen voor de oorspronkelijke setup van de functie voor speciale afzenders:
Geverifieerde ontvangst
Geef op of u geautoriseerde ontvangst voor speciale afzenders wilt inschakelen.
Speciale ontvangstfunctie
Geef aan of de functies die voor individuele afzenders zijn ingesteld, moeten worden gebruikt voor alle speciale afzenders of niet.
Wanneer u [Aan] selecteert voor deze instelling, worden de volgende functies ingeschakeld:
Dubbelzijdig afdrukken per afzender
Aantal af te drukken ontvangstbestanden per afzender
RX-geh.bev. per afz.
Papierlade per afzender
Wanneer u [Uit] selecteert voor deze instelling, worden de functies van de speciale afzenders uitgeschakeld en worden de instellingen van [Ontvangstinstellingen] voor alle afzenders ingeschakeld.
Papierform. Handinvoer
Geef het papierformaat op dat u voor de handinvoerlade wilt gebruiken.
Gebruik deze instelling wanneer u een speciale afzender registreert die de handinvoerlade gebruikt voor [Papierlade per afzender].
U kunt de volgende methoden selecteren voor het opgeven van het formaat: [Autodetectie], [Normaal formaat] en [Aang. form].
Druk op [Faxeigenschappen].
Druk op [Ontvangstinstellingen].
Druk op [Speciale afzender programmeren].
Druk op [Oorspronkelijke setup].
Selecteer de functie die u wilt programmeren.

Configureer de instellingen voor Geautoriseerde ontvangst, indien nodig.
Druk achtereenvolgens op [Geautoriseerde ontvangst], op [Aan] of [Uit] en op [OK].
Configureer de instellingen voor Speciale ontvangstfunctie, indien nodig.
Druk achtereenvolgens op [Speciale ontvangstfunctie], op [Aan] of [Uit] en op [OK].
Configureer de instellingen voor Papierform. Handinvoer, indien nodig.
Druk achtereenvolgens op [Papierform. Handinvoer] en op [Autodetectie], [Normaal formaat] of [Aangepast formaat].
Autodetectie
Controleer of [Autodetectie] is geselecteerd.
Normaal formaat
Druk op [Normaal formaat] en selecteer een formaat.
Aangepast formaat
Druk op [Aangepast formaat], voer de horizontale en verticale formaten van het papier in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [
].

Geef een horizontaal formaat op tussen 140 mm (5,5 inch) en 600 mm (23,6 inch).
Geef een verticaal formaat op tussen 100 mm (4,0 inch) en 305 mm (12,0 inch).
Telkens wanneer u op [mm] of [inch] drukt, wisselen de eenheden tussen "mm" en "inch". Als u een lengte invoert en van meeteenheid wisselt door te drukken op [mm] of [inch], wordt deze lengte automatisch geconverteerd (cijfers achter de komma worden afgerond).
Druk op [OK].
Druk twee keer op [Afsluiten].
![]()
Het maximumlengte van het papier dat in de handinvoer kan worden geladen, is afhankelijk van het feit of er wel of niet een finisher is geïnstalleerd. Ook het model van de finisher is hierop van invloed. Raadpleeg "Papierspecificaties en papier bijvullen" voor meer informatie over aangepaste papierformaten die geschikt zijn voor de handinvoer. Zie Onderhoud en specificaties voor meer informatie over aangepaste papierformaten die geschikt zijn voor de finisher.