Voordat u de printer configureert, dient u na te gaan of de beheerdersverificatie correct is geconfigureerd onder "Beheerdersverificatie management".
Log in als de apparaatbeheerder via Web Image Monitor.
Ga naar [Apparaatbeheer] en klik vervolgens op [Configuratie].
Klik op [Gebruikersverificatiebeheer] onder "Apparaatinstellingen".
Selecteer [Windows-verificatie] in de lijst "Gebruikersverificatiebeheer".
Selecteer het "Verif. afdruktaak"-niveau.
Voor meer informatie over de verschillende niveaus van printertaakverificatie, zie Printertaakverificatie.
Als u [Compleet] of [Eenvoudig (Alle)] selecteert, ga dan door naar stap 7.
Als u [Eenvoudig (Beperking)] selecteert, ga dan door naar stap 6.
Geef het bereik op waarbinnen [Eenvoudig (beperking)] moet worden toegepast op "Taakverificatie printer".
U kunt het bereik van het IP-adres opgeven waarbinnen deze instelling moet worden toegepast. Ook kunt u hier opgeven of de instelling moet worden toegepast op de parallelle interfaces en de USB-interfaces.
Als u gebruik wilt maken van Kerberos-verificatie, klikt u op [Aan] onder “Kerberos-verificatie”.
Als u gebruik wilt maken van NTLM-verificatie, klikt u op [Uit] en gaat u door naar stap 9.
Selecteer het Kerberos-verificatiedomein onder “Domeinnaam”.
Als u Kerberos-verificatie wilt inschakelen, moet u eerst een domein registreren. De domeinnaam moet worden geregistreerd in hoofdletters. Voor meer informatie over het registreren van een domein, zie de Helpfunctie van Web Image Monitor.
U kunt maximaal vijf domeinen registreren en selecteren.
Voer de naam van de domeincontroller in die moet worden geverifieerd in het veld “Domeinnaam”.
Wanneer u de domeinnaam opgeeft in de volledig gekwalificeerde domeinnaamindeling typt u ". " aan het einde van de tekenreeks.
Bovendien kunt u, afhankelijk van uw omgeving, de groepsnaam invullen in het lege gedeelte van het veld "Groepsinstellingen voor Windows-verificatie" en vervolgens de beschikbare printerfuncties opgeven.
Klik op [Aan] voor "SSL".
Als u geen SSL voor de verificatie gebruikt, klikt u op [Uit].
Als u geen algemene groep heeft geregistreerd, ga dan verder met stap 13.
Als u wel een algemene groep heeft geregistreerd, ga dan verder met stap 11.
Als er algemene groepen zijn geregistreerd onder Windows-server, kunt u voor elke groep het gebruik van functies beperken.
U moet vooraf algemene groepen maken op de Windows-server en voor elke groep de gebruikers registreren die moeten worden geverifieerd.
U dient tevens de functies die beschikbaar zijn voor de groepsleden in de printer te registreren.
Maak algemene groepen aan in de printer door de namen van de groepen in te voeren die op de Windows-server geregistreerd staan. Houd er rekening mee dat groepsnamen hoofdlettergevoelig zijn. Geef vervolgens de printerfucnties op die beschikbaar zijn voor iedere groep.
Als er geen algemene groepen zijn opgegeven, kunnen gebruikers de beschikbare functies gebruiken die in "*Standaard groep" zijn gespecificeerd.
Als er wel algemene groepen zijn opgegeven, kunnen gebruikers die niet in algemene groepen zijn geregistreerd de beschikbare functies gebruiken die in "*Standaard groep" zijn gespecificeerd. Standaard zijn alle functies beschikbaar voor leden van de "*Standaard groep".
Geef op basis van de behoeften van de gebruikers de beperking van de beschikbare functies op.
Voer de groepsnaam in het lege gedeelte van het veld "Groepsinstellingen voor Windows-verificatie" in.
Selecteer bij "Beschikbare functies" de printerfuncties die u wilt toestaan.
Windows-verificatie zal worden toegepast op de geselecteerde functies.
Gebruikers kunnen alleen gebruikmaken van de geselecteerde functies.
Voor meer informatie over het specificeren van beschikbare functies voor personen of groepen, zie Beschikbare functies beperken.
Klik op [OK].
Log uit.