Koptekst overslaan
 

Basisverificatie instellen

Voordat u de printer configureert, dient u na te gaan of de beheerdersverificatie correct is geconfigureerd onder "Beheerdersverificatie management".

1Log in als de apparaatbeheerder via Web Image Monitor.

2Ga naar [Apparaatbeheer] en klik vervolgens op [Configuratie].

3Klik op [Gebruikersverificatiebeheer] onder "Apparaatinstellingen".

4Selecteer [Basisverificatie] in de lijst "Gebruikersverificatiebeheer".

5Selecteer het "Verif. afdruktaak"-niveau.

Voor meer informatie over de niveaus van printertaakverificatie, zie Printertaakverificatie.

Als u [Compleet] of [Eenvoudig (Alle)] selecteert, ga dan door naar stap 7.

Als u [Eenvoudig (Beperking)] selecteert, ga dan door naar stap 6.

6Geef het bereik op waarbinnen [Eenvoudig (beperking)] moet worden toegepast op "Taakverificatie printer".

U kunt het bereik van het IP-adres opgeven waarbinnen deze instelling moet worden toegepast. Ook kunt u hier opgeven of de instelling moet worden toegepast op de parallelle interfaces en de USB-interfaces.

7Selecteer bij "Beschikbare functies" de printerfuncties die u wilt toestaan.

8Klik op [OK].

9Log uit.