In dit gedeelte vindt u informatie over hoe u de printer configureert als Windows-netwerkprinter. De printer is geconfigureerd om het gebruik door netwerkclients mogelijk te maken.
Als u de printereigenschappen in het venster [Printers en faxen], [Printers] of [Apparaten en printers] wilt wijzigen, log dan in op de bestandserver als beheerder of lid van de groep Hoofdgebruikers.
Klik op [Start].
Het startmenu verschijnt.
Bij Windows 8/8.1 klikt u op [Bureaublad] en verplaatst u de cursor naar rechtsonder in het scherm.
Klik op de [Instellingen] en vervolgens op [Configuratiescherm].
Klik op [Apparaten en printers].
Voor Windows Vista, klik op [Configuratiescherm] en klik dan op [Hardware en geluiden] onder [Printer] om het venster [Printer] te openen.
Bij Windows 8/8.1 gaat u naar [Hardware en geluiden] en klikt u op [Apparaten en printers weergeven].
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u toegevoegd heeft en klik vervolgens op [Printereigenschappen].
De printereigenschappen worden weergegeven.
Voor Windows Vista, klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u toegevoegd heeft, klik op [Als administrator uitvoeren] en klik vervolgens op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Delen] op [Deze printer delen].
Als u de printer wilt delen met gebruikers die een andere versie van Windows gebruiken, klikt u op [Extra stuurprogramma's...].
Als u een ander stuurprogramma heeft geïnstalleerd door [Gedeeld] te selecteren tijdens de installatie van het printerstuurprogramma, kunt u deze stap overslaan.
Klik op [OK] en sluit het venster met printereigenschappen.