Wanneer u IP-faxverzending gebruikt, selecteert u [SIP] of [H.323] als het protocol en geeft u de IP-faxbestemming op (IP-adres, hostnaam of aliastelefoonnummer).
Of u [SIP] of [H.323] moet selecteren en welke methoden u moet gebruiken om een bestemming op te geven, is afhankelijk van de netwerkinstellingen die de beheerder heeft opgegeven. Voor informatie over de netwerkinstellingen neemt u contact op met de apparaatbeheerder. Voor informatie over het invoeren van de IP-faxbestemming, zie Soorten IP-faxbestemmingen.
Bij gebruik van de toepassing Fax

Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie "[Fax]-scherm".
Bij gebruik van de toepassing Fax (klassiek)
Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke faxfunctie, zie Procedure voor het handmatig opgeven van een IP-faxbestemming (klassiek).