![]()
Geef aan hoe lijneindes en verbindingslijnen bij het afdrukken worden weergegeven.
Instelling |
Vorm van lijneindes |
|---|---|
Geen |
|
Vierkant einde |
|
Driehoekig einde |
|
Rond einde |
|
Niet specificeren
Lijneindes zijn niet opgegeven.
Vierkant einde
Er wordt een lijn van meer dan de helft langer weergegeven dan de lijnbreedte aan elk uiteinde.
Driehoekig einde
Er wordt een gelijkbenige driehoek van een hoogte die gelijk is aan de helft van de lijnbreedte aan elk uiteinde toegevoegd.
Rond einde
Er wordt een halve cirkel met een diameter gelijk aan de lijnbreedte aan elk uiteinde toegevoegd.
Geen
Lijneindes worden niet verwerkt.
Standaardinstelling:Niet opgeven
Instelling |
Vormen van verbindingslijnen |
|---|---|
Geproject. verbinding |
|
Geproject./schuine verb. |
|
Driehoekig einde |
|
Rond einde |
|
Schuine verbinding |
|
Geen |
|
Niet specificeren
Verbindingslijn is niet opgegeven.
Geproject. verbinding
De buitenste randen worden doorgetrokken tot twee randen elkaar kruisen.
Geproject./schuine verb.
Verwerken van schuine verbindingen wordt toegepast als de doorgetrokken sectie te lang is. Verwerken van projectieverbindingen wordt toegepast als de doorgetrokken sectie te kort is.
Driehoekig einde
Er wordt een puntige vorm van een hoogte gelijk aan de helft van de lijnbreedte gevormd op de lijn die de uiteindes van de buitenste randen verbindt.
Rond einde
Er wordt een halve cirkel met een diameter gelijk aan de lijnbreedte getekend.
Schuine verbinding
De buitenste randen van de kruisende lijnen worden verbonden en opgevuld.
Geen
Er wordt geen verwerking toegepast op de verbindingslijnen.
Standaardinstelling:Niet opgeven
![]()
Als tekeningen met lijnen van een grote breedte worden weergegeven, is het mogelijk dat de tekening niet juist wordt afgedrukt afhankelijk van de instellingen voor "Lijneindes" en "Verbindingslijnen".
Deze functie wordt toegepast op lijnen die breder zijn dan 0,35 mm.
Als de lijnbreedte 0,35 mm is of minder, worden "Rond einde" en "Ronde verbinding" op de lijneindes en verbindingslijnen toegepast.
Als "Niet specifieren" niet is geselecteerd, zijn de lijnkenmerken die door de LA-opdracht zijn opgegeven ongeldig. De LA-opdracht is alleen geldig als "Niet specificeren" is geselecteerd in zowel "Lijneindes" en "Verbindingslijnen".
Als "Niet specificeren" voor elk submenu in de lijnkenmerkeninstellingen is geselecteerd, zijn voor elke instelling standaard "Geen" voor lijneindes en "Geproject. verbinding" voor verbindingslijn ingesteld.
Het is mogelijk dat de opgegeven instellingen voor deze functie in sommige toepassingen niet functioneren.