Als u beheerdersverificatie wilt opgeven, stelt u "Beheerdersverificatiebeheer" in op [Aan]. Indien deze instelling is ingeschakeld, kunnen beheerders alleen de instellingen configureren die aan hen zijn toegewezen.
Gebruik de standaard log-in gebruikersnaam en het standaard wachtwoord wanneer u als beheerder wilt inloggen.
Voor meer informatie over het in- en uitloggen met beheerdersverificatie, zie Inlogmethode voor beheerder en Uitlogmethode beheerder.
![]()
Als u "Beheerdersverificatie management" heeft ingeschakeld, moet u de log-in gebruikersnaam en het wachtwoord van de beheerder niet vergeten. Wanneer u een log-in gebruikersnaam of wachtwoord van de beheerder vergeet, moet een nieuw wachtwoord door de supervisor worden aangemaakt. Voor meer informatie over bevoegdheden van de supervisor, zie Supervisor.
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Druk op [Systeeminstellingen].
Druk op [Beheerdertoepassingen].
Druk op [
Volg.].
Druk op [Beheerdersverificatie management].

Druk op de toets [Gebruikersmanagement], [Apparaat management], [Netwerk management] of [Bestandsmanagement] om te selecteren welke instellingen u wilt beheren.

Stel "Beheerdersverif." in op [Aan].
"Beschikbare instellingen" wordt getoond.
Selecteer bij "Beschikbare instellingen" de instellingen die u wilt beheren.

De geselecteerde instellingen zijn nu niet beschikbaar voor gebruikers.
De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van het soort beheerder.
Als u beheerdersverificatie voor meerdere categorieën wilt opgeven, herhaalt u stap 6 t/m 8.
Druk op [OK].
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.