Met Gebruikersstempel kunt u een afbeelding vastleggen die als gebruikersstempel wordt gebruikt.
Het formaat van stempels kan variëren van 10–297 mm (0,4–11,7 inch) breed en 10–432 mm (0,4–17,0 inch) hoog. Indien het formaat van de stempel echter de maximale afmetingen voor het gebied (5000 mm2, 7,75 inch2) overschrijdt, dan wordt dit automatisch aangepast binnen het beschikbare bereik.

: Horizontale grootte
: Verticale grootte
U kunt tot 40 regelmatige gebruikte afbeeldingen in het geheugen opslaan.
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.

Druk op [Kopieerapparaat/Document Servereigenschappen].
Druk op [Stempel].
Druk op [Gebruikersstempel].
Druk op [Stempel programmeren/verwijderen].
Druk op [Stempel selecteren].
Druk op het stempelnummer dat u wilt programmeren.
Voer de naam van de gebruikersstempel (maximaal tien karakters) in met de cijfertoetsen en druk daarna op [OK].
Voer de horizontale afmeting van de stempel in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets [
].

Voer de verticale afmeting van de stempel in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets [
].
Plaats het origineel voor gebruikersstempel.
Druk op [Scannen starten].
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
![]()
Als het stempelnummer al in gebruik is, wordt u gevraagd of u het nummer wilt overschrijven. Druk op [Ja] of [Stoppen].
U kunt een verwijderde stempel niet opnieuw oproepen.
Stempelnummers met
bevatten al instellingen. Stempelnummers die nog niet zijn vastgelegd, worden gemarkeerd met "Niet geprogr.".
Als het stempel rood of helder rood is, wordt het misschien niet duidelijk gescand. Als u een gebruikersstempel duidelijk wilt opslaan, gebruikt u een stempel in zwarte inkt of maakt u een kopie en gebruikt u deze als origineel.
Raadpleeg Snel aan de slag voor meer informatie over het invoeren van tekst.