Als er apparaatinformatie vanuit het bedieningspaneel wordt geƫxporteerd, worden de gegevens op een SD-kaart opgeslagen.
Meld u via het bedieningspaneel aan als beheerder met rechten voor gebruikersbeheer, apparaatbeheer, netwerkbeheer en bestandsbeheer.
Druk op [Systeeminstellingen].
Steek een SD-kaart in het SD-kaartslot aan de zijkant van het bedieningspaneel.
Raadpleeg de handleiding Snel aan de slag voor meer informatie over het plaatsen van de SD-kaart.
Druk op [Beheerderstoepassingen].
Druk 3 keer op [Volg.].
Druk op [Inf. apparaatinstelling: Exporteren (geheugenopslagapp.)].
Stel de exportvoorwaarden in.
Geef [Insluiten] of [Uitsluiten] op voor het in- of uitsluiten van "Unieke informatie apparaat". "Unieke informatie apparaat" omvat het IP-adres, de hostnaam, het faxnummer, etc.
Geef een coderingssleutel op.
Druk op [Export uitvoeren].
Druk op [OK].
Druk op [Afsluiten].
Log uit.
Als het importeren of exporteren mislukt, kunt u de fout in het logboek opzoeken. Het logboek wordt opgeslagen in dezelfde locatie als het geƫxporteerde informatiebestand met apparaatinstellingen.