Als het papierformaat en -type geconfigureerd met het printerstuurprogramma of opdrachten niet overeenkomen met de instellingen van het apparaat, treedt er een fout op en wordt afdrukken geannuleerd. Als deze instelling geselecteerd is voor een afdruktaak waarbij de papiersoort niet gespecificeerd hoeft te worden, kunt u doorgaan met afdrukken als [Apparaatinstelling(en): Elk type] gespecificeerd is voor de handinvoer met het bedieningspaneel van het apparaat en het papierformaat geconfigureerd is met het printerstuurprogramma of via opdrachten en overeenkomt met het papierformaat gespecificeerd op het apparaat.
Om deze functie te gebruiken, stelt u via het printerstuurprogramma de [Handinvoer] in als invoerlade.
Druk op [Home] () onderaan in het midden van het scherm.
Veeg het scherm naar links en druk vervolgens op het pictogram [Gebruikersinstellingen] () op Home-scherm 4.
Druk op [Apparaateigenschappen].
Druk op [Printereigensch.].
Druk op het tabblad [Systeem].
Druk herhaaldelijk op [Volgende] totdat [Lade-instelling prioriteit] verschijnt.
Druk op [Lade-instelling prioriteit].
Selecteer [Handinvoer].
Selecteer [Apparaatinstelling(en): Elk type].
Druk op [OK].
Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ().
Druk op [Home] () onderaan in het midden van het scherm.
Voor meer informatie over de items die geconfigureerd kunnen worden, zie Systeem.
[Aopparaatinstelling(en): Elk type] kan alleen worden ingesteld voor de handinvoer.
Als [Papierbevestiging voor handinvoer] ingesteld is op [Weergeven], wordt er een lijst met papierformaten, -types en -richtingen weergegeven als papier vanuit de handinvoer ingevoerd wordt. Controleer die instellingen voordat u afdrukt.