Wanneer u IP-faxverzending gebruikt, selecteert u [SIP] of [H.323] als het protocol en geeft u de IP-faxbestemming op (IP-adres, hostnaam of aliastelefoonnummer).
Of u [SIP] of [H.323] moet selecteren en welke methoden u moet gebruiken om een bestemming op te geven, is afhankelijk van de netwerkinstellingen die de beheerder heeft opgegeven. Neem voor meer informatie over de netwerkinstellingen contact op met de apparaatbeheerder. Voor informatie over het invoeren van de IP-faxbestemming, zie Soorten IP-faxbestemmingen.
Controleer of [Fax] is geselecteerd.
Druk op [Select. Lijn].
Selecteer [H. 323] of [SIP], en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Handm. inv.].
Voer de IP-faxbestemming in en druk vervolgens op [OK].
Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Toev.] en geeft u de volgende bestemming op.
Als u het adresboek gebruikt om de volgende bestemming op te geven, drukt u op de bestemmingstoets.
Om de opgegeven bestemming te wijzigen, drukt u op [Bew.best.] en voert u vervolgens de nieuwe bestemming in.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen verschijnt [Handm. inv.] wellicht niet en kunt u de IP-faxbestemming niet invoeren.
IP-fax is alleen beschikbaar als de gateway (compatibel met T.38), gatekeeper en SIP-server compatibel zijn met dit apparaat. Neem contact met uw lokaal erkende verkoper of leverancier voor een lijst met gecertificeerde compatibele gateways, gatekeepers en SIP-servers.
Voor meer informatie over het invoeren van tekst, zie Snel aan de slag.
Voor het maximumaantal cijfers voor een bestemming, zie Maximumwaarden.