Koptekst overslaan
 

De oorspronkelijke setup van een speciale afzender programmeren

Configureer de volgende instellingen voor de oorspronkelijke setup van de functie voor speciale afzenders:

Geverifieerde ontvangst

Geef op of u geautoriseerde ontvangst voor speciale afzenders wilt inschakelen.

Speciale ontvangstfunctie

Geef aan of de functies die voor individuele afzenders zijn ingesteld, moeten worden gebruikt voor alle speciale afzenders of niet.

Wanneer u [Aan] selecteert voor deze instelling, worden de volgende functies ingeschakeld:

  • Dubbelzijdig afdrukken per afzender

  • Aantal af te drukken ontvangstbestanden per afzender

  • RX-geh.bev. per afz.

  • Papierlade per afzender

Wanneer u [Uit] selecteert voor deze instelling, worden de functies van de speciale afzenders uitgeschakeld en worden de instellingen van [Ontvangstinstellingen] voor alle afzenders ingeschakeld.

Papierform. Handinvoer

Geef het papierformaat op dat u voor de handinvoerlade wilt gebruiken.

Gebruik deze instelling wanneer u een speciale afzender registreert die de handinvoerlade gebruikt voor [Papierlade per afzender].

Kies [Normaal formaat] of [Aangep. formaat] als methode om het formaat op te geven.

1Druk op [Faxeigenschappen].

2Druk op [Ontvangstinstellingen].

3Druk op [Speciale afzender programmeren].

4Druk op [Oorspronkelijke setup].

5Selecteer de functie die u wilt programmeren.

Afbeelding van bedieningspaneel

6Configureer de instellingen voor Geautoriseerde ontvangst, indien nodig.

Druk achtereenvolgens op [Geautoriseerde ontvangst], op [Aan] of [Uit] en op [OK].

7Configureer de instellingen voor Speciale ontvangstfunctie, indien nodig.

Druk achtereenvolgens op [Speciale ontvangstfunctie], op [Aan] of [Uit] en op [OK].

8Configureer de instellingen voor Papierform. Handinvoer, indien nodig.

Druk op [Papierform. handinvoer] en druk op [Normaal formaat] of [Aangepast formaat].

  • Normaal formaat

    Druk op [Normaal formaat] en selecteer een formaat.

  • Aangepast formaat

    Druk op [Aangepast formaat], voer de horizontale en verticale formaten van het papier in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [Scherp].

    Afbeelding van bedieningspaneel

    Geef een horizontaal formaat op tussen 139 mm (5,5 inch) en 600 mm (23,6 inch).

    Geef een verticaal formaat op tussen 77 mm (3,0 inch) en 216 mm (8,5 inch).

    Telkens wanneer u op [mm] of [inch] drukt, wisselen de eenheden tussen "mm" en "inch". Als u een lengte invoert en van meeteenheid wisselt door te drukken op [mm] of [inch], wordt deze lengte automatisch geconverteerd (cijfers achter de komma worden afgerond).

9Druk op [OK].

10Druk twee keer op [Afsluit.].