![]()
Voor informatie over welke papierformaten en -soorten in welke lades geplaatst kunnen worden, zie Specificaties papierformaat en Specificaties papiertype.
Meng verschillende soorten papier niet.
Geef na het plaatsen van het papier het papierformaat en -type aan met het bedieningspaneel. Wanneer u een document afdrukt, moet u in het printerstuurprogramma de papiersoort en het papiertype opgeven die u ook via het bedieningspaneel heeft ingesteld.
Als u etikettenpapier plaatst, doe dit dan één vel per keer.
Papieraanvoer-omstandigheden en afdrukkwaliteit kan variëren, afhankelijk van de papierdikte en -breedte. Maak eerst een testafdruk met hetzelfde papier.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden en in de invoerrichting naar de korte zijde.
Druk op de markering in het midden van de handinvoerlade.

Open de handinvoer.

Als u papier plaatst dat langer is dan het A5-formaat, trek dan het verlengstuk van de handinvoer naar buiten.

Schuif de zijgeleiders naar buiten en plaats dan het papier met de afdrukzijde naar beneden, totdat het stopt.

Pas de zijgeleiders aan aan de papierbreedte.

![]()
Briefpapier en enveloppen moeten in een specifieke richting worden geplaatst. Voor meer informatie zie Papier met vaste afdrukrichting of dubbelzijdig papier plaatsen of Enveloppen plaatsen.