Integratieserver-verificatie wordt gebruikt voor externe verificatie door alle gebruikers te verifiëren die via het netwerk inloggen op de server. Dit serveronafhankelijke, gecentraliseerde gebruikersverificatiesysteem is veilig en eenvoudig te gebruiken.
Om Integratieserver-verificatie te gebruiken, heeft u software voor verificatiebeheer nodig (bijv. Remote Communication Gate S). Voor meer informatie over ondersteunende software neemt u contact op met uw leverancier.
Via Web Image Monitor kunt u instellen dat de betrouwbaarheid van de server en het sitecertificaat iedere keer worden gecontroleerd wanneer u toegang zoekt tot de SSL-server. Zie de Help-functie van Web Image Monitor voor verdere informatie over het instellen van SSL via Web Image Monitor.
![]()
Tijdens Integratie-serververificatie worden gegevens die op de server worden geregistreerd automatisch op de printer geregistreerd. Wanneer gebruikersgegevens op de server worden gewijzigd, worden gegevens die in de printer zijn opgeslagen tijdens verificatie mogelijk overschreven.
De standaard beheerdersnaam voor Remote Communication Gate S is "Admin".
Voordat u de printer configureert, dient u na te gaan of de beheerdersverificatie correct is geconfigureerd onder "Beheerdersverificatie management".
Log in als de apparaatbeheerder via Web Image Monitor.
Ga naar [Apparaatbeheer] en klik vervolgens op [Configuratie].
Klik op [Gebruikersverificatiebeheer] onder "Apparaatinstellingen".
Selecteer [Integratieserver-verificatie] in de lijst "Gebruikersverificatiebeheer".
Selecteer het "Verif. afdruktaak"-niveau.
Voor meer informatie over de niveaus van printertaakverificatie, zie Printertaakverificatie.
Als u [Compleet] of [Eenvoudig (Alle)] selecteert, ga dan door naar stap 7.
Als u [Eenvoudig (Beperking)] selecteert, ga dan door naar stap 6.
Geef het bereik op waarbinnen [Eenvoudig (beperking)] moet worden toegepast op "Taakverificatie printer".
U kunt het bereik van het IP-adres opgeven waarbinnen deze instelling moet worden toegepast. Ook kunt u hier opgeven of de instelling moet worden toegepast op de parallelle interfaces en de USB-interfaces.
Klik op [Aan] voor "SSL".
Als u SSL (Secure Sockets Layer) niet voor verificatie gebruikt, drukt u op [Uit].
Vul bij "Naam integratieserver" de naam van de server voor externe verificatie in.
Geef het IPv4-adres of de hostnaam op.
Selecteer "Verificatietype" in de lijst.
Selecteer een van de beschikbare verificatiesystemen. Voor algemeen gebruik selecteert u [Standaard].
Als u bij "Verificatietype" geen groep heeft geregistreerd, ga dan verder met stap 12.
Als u een groep heeft geregistreerd, ga dan verder naar stap 10.
Als u "Verificatietype" instelt op [Windows-verificatie (NT Compatibel)] of [Windows-verificatie (Native)] kunt u de globale groep gebruiken.
Als u "Verificatietype" instelt op [Notes-verificatie] kunt u de Opmerkingen-groep gebruiken.
Als u "Verificatietype" instelt op [Basisverificatie (integratieserver)] kunt u de groepen gebruiken die zijn aangemaakt met de Verificatie Manager.
Vul het vak "Domeinnaam“ in.
Voer de groepsnaam in het lege gedeelte van de "Groepsinstellingen integratieserver-verificatie" in.
Selecteer bij "Beschikbare functies" de printerfuncties die u wilt toestaan.
Integratieserver-verificatie wordt toegepast op de geselecteerde functies.
Gebruikers kunnen alleen gebruikmaken van de geselecteerde functies.
Voor meer informatie over het specificeren van beschikbare functies voor personen of groepen, zie Beschikbare functies beperken.
Klik op [OK].
Log uit.