Druk op de knop [Geheugen/Groep].

Druk op [
] of [
] om [Progr. opr.] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.

Druk op [
] of [
] om [Groep] of [Geheugen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.

Druk op [
] of [
] om het getal te selecteren dat u wilt terughalen en druk vervolgens op de [OK]-knop.

Controleer of de instellingen juist zijn en druk vervolgens op de [OK]-knop.

Om de opgeslagen instellingen te wijzigen, drukt u op de [
] of [
]-knop om het item dat u wilt wijzigen te selecteren en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de instellingen te overschrijven.
Stel het origineel in.
Controleer of de [Master maken]-selectieknop brandt.
Druk, wanneer deze niet brandt, op de [Master Maken]-instelling keuzetoets.

Druk op de [Start]-knop.

Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken.
![]()
Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de [Automatische cyclus]-knop voordat u op de [Start]-knop drukt om de modus 'Automatische cyclus' uit te zetten. Zie Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld.