In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de interface van het apparaat kunt identificeren en hoe u het apparaat kunt aansluiten volgens de netwerkomgeving.
![]()
Plaats geen vreemde objecten in een opening van de interface zoals de Ethernet-poort of USB-hostinterface. Dit kan een storing veroorzaken.
Controleer bij het aansluiten van een USB-interfacekabel de vorm van de poort en steek de kabelconnector goed in de poort. Wanneer u een USB-interfacekabel probeert aan te sluiten terwijl de kabelconnector en poort niet goed in elkaar passen, kan de USB-interfacekabel of poort beschadigd raken.
Raak de openingen van de interface niet aan. Dit kan een storing veroorzaken.

Gigabit Ethernet-poort
Poort voor het aansluiten van de 1000BASE-T, 100BASE-TX- of 10BASE-T-kabel
Gebruik deze interface om het apparaat op een netwerk aan te sluiten.
Als u een Ethernet-interfacekabel gebruikt die 1000BASE-T ondersteunt, stelt u [Ethernet snelheid] op [Autom. select: 1Gbps inschak] in [Interface instellingen] in [Systeeminstellingen] in.
USB-hostinterface
Poort voor het aansluiten van een USB-interfacekabel of USB-interfaceapparaat
Gebruik deze interface om het apparaat op een kaartverificatie-eenheid of een extern toetsenbord aan te sluiten.
![]()
Mogelijk is de USB-kabel reeds aangesloten op de USB-poort van het apparaat. Maak de kabel niet los wanneer deze reeds is aangesloten. Wanneer de kabel wordt verwijderd terwijl het apparaat is ingeschakeld, kan dit ertoe leiden dat het apparaat niet langer normaal functioneert.
Om te voorkomen dat de USB-kabel per ongeluk wordt verwijderd, dient u de op de computer aangesloten USB-kabel zodanig te plaatsen dat niemand over de kabel kan struikelen.
De Ethernet-interfacekabel en USB-kabel mogen niet worden aangesloten of verwijderd terwijl het apparaat is ingeschakeld.