In dit hoofdstuk worden voorzorgsmaatregelen toegelicht bij het vervangen van tonercartridges en hoe u gebruikte toner kunt afvoeren.
![]()
|
|
|
![]()
|
|
|
|
|
|
|
![]()
Vervang altijd de printcartridge als er een melding op het scherm verschijnt.
Als u andere toner gebruikt dan het aanbevolen type, kunnen er storingen optreden.
Zet de hoofdstroom niet uit wanneer u toner bijvult. Anders worden de instellingen gewist.
Bewaar toner op een plaats waar het niet direct aan zonlicht, een hogere temperatuur dan 35°C (95°F) of een hoge luchtvochtigheid blootgesteld wordt.
Bewaar de toner op een vlak oppervlak.
Na het verwijderen van de printcartridge mag u de fles niet met de mond omlaag schudden. Er zouden namelijk restjes toner kunnen rondspatten.
Plaats en verwijder printcartridges niet herhaaldelijk. Hierdoor kan de tonercartridge gaan lekken.
SP 4510DN:
Zie voor informatie over het installeren van de toner de instructies op de verpakking van de toner.
SP 4520DN:
Vervang de printcartridge wanneer de volgende melding op het display verschijnt: Volg de instructies op het scherm op wat betreft het vervangen van de printcartride.
SP 4510DN:
"
Toner bijvullen. Tonercartridge vervangen."
SP 4520DN:
“Geen toner. Vervang tonercartridge.”
Als de volgende melding op het scherm wordt weergegeven, is de tonercartridge bijna leeg. Zorg dat u een vervangende printcartridge bij de hand hebt.
SP 4510DN:
"
Toner is bijna op."
SP 4520DN:
“Tonercartridge is bijna leeg. Vervang tonercartridge.”
![]()
Indien
verschijnt als er nog genoeg toner over is, volg dan de vervangingsinstructies die op het scherm verschijnen: haal de cartridge eruit en plaats deze vervolgens weer terug.
Volg het recycleprogramma van de printcartridges op waarbij gebruikte printcartridges ter verwerking worden verzameld. Raadpleeg uw verkoop- of onderhoudsvertegenwoordiger voor meer informatie.