Een slechte netwerkomgeving kan leiden tot vertraging in videostreaming tijdens vergaderingen.
Bij gebruik van een draadloos netwerk kan de communicatiekwaliteit achteruitgaan of kan communicatie verloren gaan, afhankelijk van de omgeving waarin het apparaat gebruikt wordt. Als deze problemen optreden, gebruik dan een bekabeld netwerk. Om naar een bekabeld netwerk over te schakelen, dient u eerst het apparaat uit te zetten en vervolgens weer aan te zetten.
Als er een draadloos netwerk gebruikt wordt, kunnen radio- of elektromagnetische interferentie of zwakke ontvangst tijdens vergaderingen de volgende problemen veroorzaken:
Vertraging in videostreaming.
Video wordt gestopt.
Audio van de andere partij wordt afgebroken.
Synchronisatie tussen video en audio gaat verloren.
Geluidskwaliteit gaat achteruit.
Vergaderingen worden automatisch beëindigd of verlaten.
Er treedt vertraging in videostreaming op wanneer een computerscherm wordt gedeeld.
Uw video en de video van de andere partij verdwijnen en er is alleen geluid.
De schermafbeelding wordt niet juist weergegeven als de schermindeling is gewijzigd.
Contacten of de contactstatus worden niet weergegeven of het duurt langer dan verwacht voordat ze worden weergegeven.
Het updaten van de firmware mislukt of het duurt zeer lang voordat de update is voltooid.
Het apparaat start niet op.
U kunt geen verbinding maken met de andere partij.
Oplossing
Volg één van onderstaande stappen als u kampt met één van de problemen die hierboven zijn vermeld. De stap die genomen dient te worden hangt af van de draadloze netwerkomgeving die u gebruikt:
Als IEEE 802.11n, IEEE 802.11g en IEEE 802.11b in een draadloze netwerkomgeving beschikbaar zijn, gaat de voorkeur soms uit naar IEEE 802.11b voor de netwerkverbinding. De aanbevolen lijnsnelheid voor het apparaat is 1 Mbps. Om het apparaat met een stabiele lijnsnelheid te gebruiken, is het raadzaam dit te gebruiken in een draadloze netwerkomgeving waarin alleen IEEE 802.11n/g beschikbaar is. Het is raadzaam een IEEE 802.11a draadloos netwerk te gebruiken.
Vermijd omgevingen die over meerdere draadloze LAN-standaarden beschikken.
Schakel andere apparaten via draadloze netwerken of radioapparaten uit als deze niet gebruikt worden.
Als er zich meerdere apparaaten in de omgeving bevinden die IEEE 802.11n ondersteunen, gebruik dan IEEE 802.11n met één kanaal.
Gebruik het apparaat in een omgeving met een stabiele ontvangst. Zorg ervoor dat de afstand tot het toegangspunt wordt bevestigd en controleer of er zich geen obstakels tussen het toegangspunt en het apparaat bevinden.
Als het apparaat over meerdere draadloze LAN-standaarden beschikt, wijzig dan het kanaal van het toegangspunt. Er moet een verschil van ten minste vijf zitten tussen de kanaalinstellingen voor elke LAN-standaard. Voorbeeld: stel één standaard in op kanaal 1 en de andere op kanaal 6.
Zet het apparaat zo ver mogelijk bij zeer geleidende objecten (zoals metaal) vandaan.
Dit draadloze product gebruikt de 2,4 GHz-bandbreedte. Controleer of er zich geen industriële, wetenschappelijke of medische apparaten bevinden die dezelfde frequentiebandbreedte gebruiken (zoals magnetrons). Interferentie kan ertoe leiden dat de communicatie instabiel wordt. Controleer of er geen apparaten in de buurt staan die mogelijk voor interferentie kunnen zorgen.
Als u interferentie van radio's ondervindt of andere problemen met een draadloos netwerk, neem dan contact op met de helpdesk.