U kunt de helderheid van het display bijstellen.
Druk op de [Menu]-knop/
als het scherm Contacten wordt weergegeven. Als het Menu-scherm al wordt weergegeven, ga dan verder met stap 2.
Druk op [
] of [
] om [Apparaatconfiguratie] te selecteren en druk vervolgens op de [Enter]-knop/
.
Druk op [
] of [
] om een optie van "Helderheid:" te selecteren. Druk vervolgens op de [Enter]-knop/
.

Druk op [
] of [
] om [Hoog], [Standaard] of [Laag (energiebesparend)] te selecteren. Druk vervolgens op de [Enter]-knop/
.
Druk op [
] om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op de [Enter]-knop/
.
De instellingen voor deze modus worden opgeslagen en weer geladen wanneer u het apparaat de volgende keer start. Als u het apparaat in een andere omgeving gebruikt, wijzigt u de instellingen voor deze modus.
![]()
Deze functie kan niet worden gewijzigd wanneer er een video-uitvoerapparaat is aangesloten. Wijzig de helderheid van het video-uitvoerapparaat. Raadpleeg de handleiding die bij het video-uitvoerapparaat werd geleverd voor meer informatie over het aanpassen van de helderheid van het video-uitvoerapparaat.
Wanneer u een video-uitvoerapparaat aansluit en het apparaat inschakelt, wordt de instelling "Helderheid:" gewijzigd naar [Standaard]. Dit is de standaardinstelling. Wanneer u geen video-uitvoerapparaat aansluit wanneer u het apparaat de volgende keer gebruikt, dient u de instelling "Helderheid: zo nodig te wijzigen.
Controleer de instelling "Helderheid:" en wijzig deze zo nodig wanneer u het video-uitvoerapparaat ontkoppelt voor u het apparaat uitschakelt.