Koptekst overslaan
 

Bedieningspaneel

Afbeelding van het apparaat met genummerde onderdelen

  1. Indicatielampje Aan/Uit

    Dit lampje brandt als het apparaat aan staat.

    Dit lampje knippert als het apparaat aan het opstarten of aan het afsluiten is.

  2. [Aan/Uit]-knop/Pictogram

    U kunt deze knop gebruiken om het apparaat aan en uit te zetten.

  3. [Verbinding verbreken]-toets/Pictogram

    Met deze knop kunt u een vergadering verlaten en de verbinding verbreken.

  4. [Menu]-knop/Pictogram

    Gebruik deze knop om het Menu-scherm weer te geven.

  5. Cursortoetsen ([Pijl-omhoog] [Pijl-omlaag] [Pijl-links] [Pijl-rechts])

    Hiermee kunt u een menu, dialoog of instelling selecteren.

    Deze toetsen worden ook gebruikt om over te stappen op andere schermlay-outs tijdens een vergadering.

  6. [Camera]-knop

    Wordt gebruikt om de weergave van de camera te wijzigen

    Voor meer informatie over het wijzigen van de weergave van de camera, zie De camerapositie aanpassen.

  7. Knoppen voor het instellen van het geluidsvolume ([min] [plus]-knop)

    Deze knoppen kunt u gebruiken om het luidsprekervolume aan te passen.

  8. [Mute]-knop

    Gebruik deze knop om de audio-invoer naar het apparaat tijdelijk uit te schakelen.

  9. Indicatielampje geluid dempen

    Dit lampje knippert als de [Dempen]-knop wordt gebruikt om de microfoon uit te schakelen.

  10. [Enter]-knop/Pictogram

    Gebruik deze knop om het menu, de instelling of een ingestelde waarde die met de cursortoetsen geselecteerd is, te activeren.

    Deze knop wordt ook gebruikt om verbinding te maken met een vergadering en om een vergadering te verlaten.