Configureer het DSM-systeem (Distributed Scan Management) op de Windows-server.
Raadpleeg de helpfunctie van Windows Server voor de configuratieprocedure van DSM.
Hiermee kunt u het beginscherm van de scanner openen.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Home]-knop linksboven op het bedieningspaneel en druk op het pictogram [Scanner] op het [Home]-scherm.
Bij het gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op de [Home]-knop links boven in het bedieningspaneel. Veeg het scherm naar rechts en druk op het [Scanner]-pictogram op Home-scherm 4.
Meld u met behulp van Windows-verificatie aan op het apparaat.
Zorg ervoor dat alle oude instellingen zijn gewist.
Druk op de Reset-knop als de instelling van de vorige gebruiker nog actief is.
Druk op [DSM-bestemming].
Plaats de originelen.
Indien nodig, specificeer de scaninstellingen aan de hand van het origineel dat gescand moet worden.
Om de scaninstellingen te wijzigen, vinkt u het selectievakje [Waardevervanging op scanner toestaan] in wanneer u het apparaat op de Windows-server configureert.
Geef de bestemming op.
Druk op de [Start]-knop.
Tot 100 bestemmingen kunnen weergegeven worden in de [DSM-bestemming]. Indien er meer dan 100 scanprocessen (bestemmingen) geregistreerd zijn in de Windows Server, wordt de informatie voor de 100 processen die kort geleden geregistreerd zijn weergegeven in [DSM-bestemming].
Registreer de bestemming op de Windows-server.
De programmeerfunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met DSM.