Open het beginscherm van de printerfunctie.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Home]-knop linksboven op het bedieningspaneel en druk op het pictogram [Printer] op het [Home]-scherm.

Bij gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op de [Home]-knop links boven in het bedieningspaneel. Draai het scherm naar links, en druk vervolgens op het [Printer]-pictogram op Home-scherm 4.
Druk op het tabblad [Afdruktaken].

Druk op [Beveil. afdr.taak].
Selecteer de bestanden die u wilt verwijderen.
U kunt alle beveiligde afdrukbestanden in één keer selecteren door na selectie van één bestand op [Select. alle tk. ] te drukken.
Druk op [Verwijderen].
Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [Ja].
![]()
Wanneer u meerdere afdrukbestanden heeft geselecteerd, verwijdert het apparaat de bestanden die overeenkomen met het opgegeven wachtwoord. Het aantal bestanden dat wordt verwijderd, wordt weergegeven in het bevestigingsscherm.
U kunt een beveiligde afdruktaak ook met Web Image Monitor verwijderen. Zie de helpfunctie van Web Image Monitor voor meer informatie.