Ga naar het oorspronkelijke instellingenscherm.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.

Bij het gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op de [Home]-knop links boven in het bedieningspaneel. Draai het scherm naar links en druk vervolgens op het pictogram [Gebruikersinstellingen] (
) op het scherm Home 4.
Druk op [Onderhoud].
Druk op [Autom. Kl.kalibr.].
Druk op [Start].
Om de automatische kleurkalibratie uit te voeren met behulp van de kopieerfunctie, drukt u op [Starten] onder de Kopieerapparaatfunctie. Om de automatische kleurkalibratie uit te voeren met behulp van de printerfunctie, drukt u op [Starten].
Druk op [Afdr. starten].
Wanneer u de automatische kleurkalibratie uitvoert met behulp van de printerfunctie
Selecteer de testpatronen uit [Testpatroon 1 600 × 600 dpi], [Testpatroon 2 1800 × 600 dpi], [Testpatroon 3 9000 × 600 dpi], of [Testpatroon 4 1200 × 1200 dpi] en druk dan op [Afdr. starten].

Plaats het testpatroon op de glasplaat en druk dan op [Scannen starten].
Sluit het oorspronkelijke instellingenscherm.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Bij het gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op [Gebruikersinstellingen/Teller] (
) rechts bovenaan het scherm.
![]()
Het testpatroon wordt niet gelezen als deze is ingesteld op de ADF.
Het testpatroon wordt afgedrukt op A4, 81/2 x 11 formaat papier. Als dit papierformaat niet beschikbar is, wordt 81/2 ×14 gebruikt. Controleer het papier in de papierlade.
Stel het testpatroon als volgt in:

Leg het testpatroon op de glasplaat en leg daar bovenop twee of drie witte vellen van hetzelfde formaat als het testpatroon.