U kunt de IPsec-instellingen voor dit apparaat opgeven met Web Image Monitor. De volgende tabel geeft uitleg over de afzonderlijke instellingen.
Onderdelen IPsec-instellingen
Instelling |
Beschrijving |
Instelwaarde |
---|---|---|
IPsec |
Geef op of IPsec moet worden in- of uitgeschakeld. |
|
HTTPS Communicatie Uitsluiten |
Geef op of IPsec moet worden ingeschakeld voor HTTPS-verzending. |
Geef "Actief" op als u IPsec niet wilt gebruiken voor HTTPS-verzending. |
U kunt de IPsec-instelling ook configureren via het bedieningspaneel.
Coderingssleutel automatische uitwisseling beveiligingsniveau
Als u een beveiligingsniveau instelt, worden bepaalde beveiligingsinstellingen automatisch geconfigureerd. De volgende tabel geeft uitleg over de eigenschappen van de verschillende beveiligingsniveaus.
Beveiligingsniveau |
Beveiligingsniveaufuncties |
---|---|
Alleen verificatie |
Selecteer dit niveau als u de transmissiepartner wilt verifiëren en ongeautoriseerde wijzigingen in de gegevens wilt voorkomen, maar het gegevenspakket niet wilt coderen. Omdat de gegevens worden verstuurd als leesbare tekst, zijn gegevens kwetsbaar omdat onbevoegde personen het zouden kunnen lezen. Selecteer deze functie niet als u gevoelige informatie uitwisselt. |
Verificatie en laag niveau codering |
Selecteer dit niveau als u de gegevenspakketten wilt coderen en ook de transmissiepartner wilt verifiëren en ongeautoriseerde wijzigingen in het pakket wilt voorkomen. Pakketcodering helpt te voorkomen dat personen de gegevens onrechtmatig bekijken. Dit niveau biedt minder beveiliging dan "Verificatie en hoog niveau codering". |
Verificatie en hoog niveau codering |
Selecteer dit niveau als u de gegevenspakketten wilt coderen en ook de transmissiepartner wilt verifiëren en ongeautoriseerde wijzigingen in het pakket wilt voorkomen. Pakketcodering helpt te voorkomen dat personen de gegevens onrechtmatig bekijken. Dit niveau biedt een hogere beveiliging dan "Verificatie en laag niveau codering". |
In de volgende lijst staan de instellingen die automatisch worden geconfigureerd op basis van het beveiligingsniveau.
Instelling |
Alleen verificatie |
Verificatie en laag niveau codering |
Verificatie en hoog niveau codering |
---|---|---|---|
Veiligheidspolicy |
Toepassen |
Toepassen |
Toepassen |
Inkapselingsmodus |
Transport |
Transport |
Transport |
IPsec Vereistenniveau |
Gebruik wanneer mogelijk |
Gebruik wanneer mogelijk |
Altijd vereisen |
Verificatiemethode |
PSK |
PSK |
PSK |
Fase 1 Hash algoritme |
MD5 |
SHA1 |
SHA256 |
Fase 1 Coderingsalgoritme |
DES |
3DES |
AES-128-CBC |
Fase 1 Diffie-Hellman Groep |
2 |
2 |
2 |
Fase 2 Veiligheidsprotocol |
AH |
ESP |
ESP |
Fase 2 Verificatie algoritme |
HMAC-SHA1-96/HMAC-SHA256-128/HMAC-SHA384-192/HMAC-SHA512-256 |
HMAC-SHA1-96/HMAC-SHA256-128/HMAC-SHA384-192/HMAC-SHA512-256 |
HMAC-SHA256-128/HMAC-SHA384-192/HMAC-SHA512-256 |
Fase 2 Toestemmingen Codering Algoritme |
Cleartext (nulcodering) |
3DES/AES-128/AES-192/AES-256 |
AES-128/AES-192/AES-256 |
Fase 2 PFS |
Inactief |
Inactief |
2 |
Coderingssleutel automatische uitwisseling instellingsitems
Als u een beveiligingsniveau instelt, worden de overeenkomende beveiligingsinstellingen automatisch geconfigureerd, terwijl andere instellingen, zoals adrestype, lokaal adres en remote adres nog steeds handmatig moeten worden geconfigureerd.
Nadat u een beveiligingsniveau heeft ingesteld, kunt u nog steeds wijzigingen aanbrengen in de automatisch geconfigureerde instellingen. Als u een automatisch geconfigureerde instelling wijzigt, gaat het beveiligingsniveau automatisch over naar "Gebruikersinstelling".
Instelling |
Beschrijving |
Instelwaarde |
---|---|---|
Adrestype |
Geef het adrestype op waarvoor IPsec-transmissie wordt gebruikt. |
|
Lokaal adres |
Geef het adres van het apparaat op. Als u meerdere adressen gebruikt in IPv6, kunt u ook een adresbereik opgeven. |
Het IPv4- of IPv6-adres van het apparaat. Als u geen adresbereik instelt, voer dan 32 in na een IPv4-adres, of voer 128 in na een IPv6-adres. |
Extern adres |
Geef het adres op van de IPsec-transmissiepartner. U kunt ook een adresbereik opgeven. |
Het IPv4- of IPv6-adres van de IPsec-transmissiepartner. Als u geen adresbereik instelt, voer dan 32 in na een IPv4-adres, of voer 128 in na een IPv6-adres. |
Veiligheidspolicy |
Geef op hoe met IPsec wordt omgegaan. |
|
Inkapselingsmodus |
Geef de inkapselingsmodus op. (automatische instelling) |
Als u "Tunnel" kiest, dan dient u de "Tunnel Eindpunt" op te geven. Dit is het eerste en het laatste IP-adres. Geef voor het beginpunt hetzelfde adres op als het adres dat u heeft aangegeven bij "Lokaal adres". |
IPsec Vereistenniveau |
Geef op of verzending alleen met IPsec moet plaatsvinden, of dat leesbare tekst (cleartext) is toegestaan wanneer IPsec niet tot stand kan worden gebracht. (automatische instelling) |
|
Verificatiemethode |
Stel de methode in voor het verifiëren van transmissiepartners. (automatische instelling) |
Kiest u voor "PSK", dan dient u de PSK-tekst in te stellen (gebruik ASCII-tekens). Als u "PSK" gebruikt, geeft u een PSK-wachtwoord van maximaal 32 ASCII-tekens op. Als u "Certificaat" opgeeft, moet het certificaat voor IPsec zijn geïnstalleerd en ingesteld voordat het kan worden gebruikt. |
PSK Tekst |
Geef de gedeelde sleutel op voor PSK-verificatie. |
Voer de gedeelde sleutel in die vereist is voor PSK-verificatie. |
Fase 1 Hash algoritme |
Geef het Hash-algoritme op dat in fase 1 gebruikt wordt. (automatische instelling) |
|
Fase 1 Coderingsalgoritme |
Geef het coderingsalgoritme op dat moet worden gebruikt in fase 1. (automatische instelling) |
|
Fase 1 Diffie-Hellman Groep |
Selecteer het Diffie-Hellman-groepsnummer dat wordt gebruikt voor het genereren van een IKE-coderingssleutel. (automatische instelling) |
|
Fase 1 Geldigheidsperiode |
Geef de tijdperiode op waarvoor de SA-instellingen in fase 1 geldig zijn. |
Instellen in seconden van 300 sec.(5 min.) tot 17.2800 sec.(48 uur). |
Fase 2 Veiligheidsprotocol |
Geef het beveiligingsprotocol op dat moet worden gebruikt in fase 2. Om zowel codering als verificatie toe te passen op verzonden gegevens, geeft u "ESP" of "ESP+AH" op. Om alleen verificatie toe te passen, geeft u "AH" op. (automatische instelling) |
|
Fase 2 Verificatie-algoritme |
Geef het verificatie-algoritme op dat moet worden gebruikt in fase 2. (automatische instelling) |
|
Fase 2 Coderingsalgoritme-toestemmingen |
Geef het coderingsalgoritme op dat moet worden gebruikt in fase 2. (automatische instelling) |
|
Fase 2 PFS |
Geef op of PFS moet worden geactiveerd. Selecteer vervolgens, als PFS is geactiveerd, de Diffie-Hellman groep. (automatische instelling) |
|
Fase 2 Geldigheidsperiode |
Geef de tijdperiode op waarvoor de SA-instellingen in fase 2 geldig zijn. |
Geef een periode op (in seconden) van 300 (5 min.) tot 17.2800 (48 uur). |