Koptekst overslaan
 

Integratieserver-verificatie

Integratieserver-verificatie zorgt voor externe verificatie door alle gebruikers te verifiëren die via het netwerk inloggen op de server. Dit serveronafhankelijke, gecentraliseerde gebruikersverificatiesysteem is veilig en eenvoudig te gebruiken.

Om Integratieserver-verificatie te gebruiken, hebt u software voor verificatiebeheer nodig (bijv. Remote Communication Gate S). Voor meer informatie over ondersteunende software neemt u contact op met uw leverancier.

Via Web Image Monitor kunt u de betrouwbaarheid van de server en het sitecertificaat controleren iedere keer wanneer u toegang zoekt tot de SSL-server. Zie de Help-functie van Web Image Monitor voor verdere informatie over het instellen van SSL via Web Image Monitor.

Belangrijk

  • Bij integratieserver-verificatie worden de gegevens die staan geregistreerd op de server, zoals het e-mailadres van de gebruiker, automatisch op het apparaat geregistreerd. Wanneer gebruikersinformatie op de server wordt gewijzigd, wordt informatie die is geregistreerd op het apparaat mogelijk overschreven bij de uitvoering van de verificatie.

  • De standaard beheerdersnaaam voor het ScanRouter-systeem en voor Remote Communication Gate S is "Admin".

Voor u het apparaat configureert, dient u na te gaan of de beheerdersverificatie correct is geconfigureerd onder "Beheerdersverificatie management".

1Log in als apparaatbeheerder via het bedieningspaneel.

2Druk op [Systeeminstellingen].

3Druk op [Beheerdertoepassingen].

4Druk op [Pijl-omlaagVolg.].

5Druk op [Gebruikersverificatie management].

Schermafbeelding bedieningspaneel

6Selecteer [Verif. Integr.server].

Als u gebruikersverificatiebeheer niet wilt inschakelen, selecteert u [Uit].

7Druk op [Wijzigen] voor "Servernaam".

Geef de naam van de server voor externe verificatie op.

8Voer de servernaam in en druk vervolgens op [OK].

Geef het IPv4-adres of de hostnaam op.

9Selecteer in "Verificatietype" het verificatiesysteem voor externe verificatie.

Schermafbeelding bedieningspaneel

Selecteer een van de beschikbare verificatiesystemen. Voor algemeen gebruik selecteert u [Standaard].

10Druk op [Wijzigen] voor "Domeinnaam".

11Voer de domeinnaam in en druk vervolgens op [OK].

U kunt geen domeinnaam opgeven voor een verificatiesysteem dat het inloggen op een domein niet ondersteunt.

12Druk op [URL Verkrijgen].

Schermafbeelding bedieningspaneel

Het apparaat verkrijgt de URL van de server zoals is opgegeven in "Servernaam".

Indien "Servernaam" of SSL-instellingen wordt gewijzigd nadat de URL is opgehaald, is de URL "Niet opgehaald".

13Druk op [Afsluit.].

Als u geen groep heeft geregistreerd op het externe verificatiesysteem dat wordt gebruikt, gaat u verder naar stap 20.

Als u een groep heeft geregistreerd, ga dan verder naar stap 14.

Als u "Verificatietype" op [Windows (Native)] of [ Windows (NT compatibel)] instelt, dan kunt u de algemene groep gebruiken.

Als u "Verificatietype" op [Opmerkingen] instelt, dan kunt u de Opmerkingen-groep gebruiken. Als u "Verificatietype" op [Basis (Integratie Server)] instelt, dan kunt u de groepen gebruiken die zijn aangemaakt met de Verificatie Manager.

14Druk op [Programmeren/Wijzigen] voor "Groep" en druk vervolgens op [* Niet geprogr.].

Schermafbeelding bedieningspaneel

15Druk op [Wijzigen] voor "Groepsnaam" en voer de groepsnaam in.

16Druk op [OK].

17Selecteer bij "Beschikbare functies" de apparaatfuncties die u wilt toestaan.

Schermafbeelding bedieningspaneel

Als de functie die u wilt selecteren niet wordt weergegeven, druk dan op [Pijl-omlaagVolg.].

Verificatie zal worden toegepast op de geselecteerde functies.

Gebruikers kunnen alleen gebruikmaken van de geselecteerde functies.

Voor meer informatie over het specificeren van beschikbare functies voor personen of groepen, zie Beschikbare functies beperken.

18Druk op [OK].

19Druk op [Pijl-omlaagVolg.].

20Selecteer het "Verif. afdruktaak"-niveau.

Schermafbeelding bedieningspaneel

Voor een beschrijving van de verschillende niveaus van printertaakverificatie, zie Printertaakverificatie.

Als u [Compleet] of [Simpel (Alles)] selecteert, ga dan verder met stap 24.

Als u [Eenvoudig (Bep.)] selecteert, ga dan door naar stap 21.

21Druk op [Wijzigen].

Schermafbeelding bedieningspaneel

22Geef het bereik op waarbinnen [Eenvoudig (Bep.)] moet worden toegepast op "Verif. afdruktaak".

Schermafbeelding bedieningspaneel

U kunt het bereik van het IPv4-adres opgeven waarbinnen deze instelling moet worden toegepast. Ook kunt u hier opgeven of de instelling moet worden toegepast op de USB-interfaces.

23Druk op [Afsluit.].

24Druk op [Aan] voor "Gebr. beveil. verbinding (SSL)" en druk vervolgens op [OK].

Als u voor verificatie geen gebruik maakt van Secure Sockets Layer (SSL), druk dan op [Uit].

25Druk op [OK].

26Log uit.

  • Bij gebruik van het standaardbedieningspaneel:

    Druk op de knop [Inloggen/Uitloggen]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. Als u op [Ja] klikt, wordt u automatisch uitgelogd.

  • Bij gebruik van het Smart Operation Panel:

    Druk op [Uitlog.]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. Als u op [OK] klikt, wordt u automatisch uitgelogd.