In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de interface van het apparaat kunt identificeren en hoe u het apparaat kunt aansluiten volgens de netwerkomgeving.
![]()
|

USB-hostinterface
Poort voor het aansluiten van een USB-interfacekabel of USB-interfaceapparaat
Gebruik deze interface om het apparaat aan een kaartverificatieapparaat, extern toetsenbord of Bluetooth te verbinden.
USB 2.0 [Type B]-poort
Poort om de USB 2.0 [type B]-interfacekabel op aan te sluiten.
Met deze interface kunt u met het apparaat afdrukken via de USB-verbinding.
Gigabit ethernet-poort
Poort voor het aansluiten van de 1000BASE-T, 100BASE-TX- of 10BASE-T-kabel
Gebruik deze interface om het apparaat op een netwerk aan te sluiten.
Als u een ethernet-interfacekabel gebruikt die 1000BASE-T ondersteunt, stelt u [Ethernet snelheid] op [Autom. select: 1Gbps inschak] in [Interface instellingen] in [Systeeminstellingen] in.
Sleuf B
Installeeer de optionele draadloze LAN-interface-eenheid hier.
De draadloze LAN-interface-eenheid is nodig als u dit apparaat op een draadloze LAN wilt aansluiten. Indien deze eenheid is geïnstalleerd in sleuf B, kunt u het apparaat aansluiten op een IEEE 802.11 a/b/g/n wireless LAN.
![]()
U kunt de Ethernet-poort en draadloze LAN-interface-eenheid niet tegelijkertijd gebruiken. Als de optionele draadloze LAN-interface-eenheid is geïnstalleerd, moet u onder [Interface-instellingen] bij [Systeeminstellingen] het [LAN-type] instellen op [Draadloos LAN].
De Bluetooth-interface-eenheid en de draadloze LAN-interface-eenheid kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt.