Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Bestand doorzenden onder Systeeminstellingen.
Bezorgingsoptie
Schakelt het verzenden van opgeslagen of gescande documenten naar de bezorgingsserver ScanRouter in of uit.
Standaardinstelling: [Uit]
Geef deze optie op wanneer u aangeeft of u de bezorgingssoftware ScanRouter al dan niet zult gebruiken. Als u de software gebruikt, dan moet u I/O-apparaten eerst registreren in de bezorgingssoftware ScanRouter.
Capture Server IPv4-adres
Geef het IPv4-adres van de captureserver op.
Deze instelling verschijnt als de File Format Converter is geïnstalleerd en de vastlegfunctie wordt gebruikt door de bezorgingssoftware ScanRouter.
Fax RX-verzendbestand
Geef op hoe u faxbestanden wilt bezorgen die binnenkomen via verschillende lijnen.
Beschikbare faxlijnen
Geeft op of faxdocumenten moeten worden verzonden naar de bezorgingssoftware ScanRouter voor elke faxlijn.
G3-poort 1
G3-poort 2
G3-poort 3
IP-fax
Beschikbare faxlijnen kunnen afhankelijk zijn van de bedrijfsomgeving.
RX Bestandsbezorging
Geeft op of faxdocumenten moeten worden verzonden naar de bezorgingssoftware ScanRouter voor elke faxlijn.
Standaardinstelling: [Niet bezorgen]
Afdrukken na bezorging
Hiermee geeft u op of ontvangen faxdocumenten moeten worden afgedrukt als ze naar de ScanRouter-bezorgingssoftware worden gestuurd.
Standaardinstelling: [Niet afdrukken]
Bestand om te bezorgen
Hiermee geeft u op of alle ontvangen faxdocumenten of alleen de documenten met bezorgingscode (documenten met een ID of SUB/SEP-codes) naar de ScanRouter-bezorgingssoftware moeten worden gestuurd.
Standaardinstelling: [Alle bestanden]
Best. bez. misl.
Als een fax wordt ontvangen, maar niet kan worden verzonden via de ScanRouter-bezorgingssoftware, wordt de fax opgeslagen in het geheugen van het apparaat. Als het wissen van ontvangen documenten op "1 (Aan)" staat, zullen documenten die niet kunnen worden opgeslagen - wegens onvoldoende geheugen of een fout van de interne harde schijf - automatisch worden gewist en zal er een 'Rapport ontvangen bestand verwijderd' worden afgedrukt.
Zie de Faxhandleiding voor meer informatie over het Rapport ontvangen bestand verwijderd. Selecteer [Bestand afdrukken] om een opgeslagen bestand af te drukken en selecteer [Bestand verwijderen] om het te verwijderen.
Bestand afdrukken
Bestand verwijderen
Deze instelling verschijnt als de bezorgingsfunctie wordt gebruikt door de bezorgingssoftware ScanRouter.
SMTP Server
Geef de SMTP-servernaam op.
Als DNS wordt gebruikt, voer dan de hostnaam in.
Als DNS niet wordt gebruikt, voer dan het IPv4-adres van de SMTP-server in.
Standaardinstelling van "Poortnr.": [25]
Standaardinstelling van "SSL": [Uit]
Voer de servernaam in met maximaal 127 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd.
Voer een poortnummer tussen 1 en 65535 in met de cijfertoetsen en druk daarna op de knop []
De SMTP-server heeft hetzelfde poortnummer als de Direct SMTP-server.
Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], verandert het poortnummer automatisch in "465".
SMTP-verificatie
Geef de SMTP-verificatie op (PLAIN, LOGIN, CRAMMD5, DIGEST-MD5). Als u e-mail naar een SMTP-server stuurt, kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen door verificatie te gebruiken waarbij de gebruikersnaam en het wachtwoord moeten worden opgegeven.
Als de SMTP-server verificatie vereist, stel dan [SMTP verificatie] in op [Aan] en geef vervolgens de gebruikersnaam, het wachtwoord en de codering op.
Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord voor het e-mailadres van de beheerder in bij gebruik van internetfax.
Standaardinstelling: [Uit]
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in met maximaal 191 tekens.
Spaties mogen niet worden ingevoerd. Afhankelijk van het SMTP-servertype, moet "domein" worden opgegeven. Voeg "@" toe achter de gebruikersnaam, zoals in "gebruikersnaam@domein".
E-mailadres
Voer een e-mailadres in met maximaal 128 tekens.
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in met maximaal 128 tekens.
Spaties mogen niet worden ingevoerd.
Codering
Selecteer Codering als volgt:
[Autom.]
Maak gebruik van deze instelling als de verificatiemethode PLAIN, LOGIN, CRAM-MD5 of DIGEST-MD5 is.
[Aan]
Gebruiken als de verificatiemethode CRAMMD5 of DIGEST-MD5 is.
[Uit]
Maak gebruik van deze instelling als de verificatiemethode PLAIN of LOGIN is.
POP voor SMTP
Geef POP-verificatie op (POP voor SMTP).
Wanneer u e-mail verzendt naar een SMTP-server, kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen door verbinding te maken met de POP-server t.b.v. verificatie.
Standaardinstelling: [Uit]
Als u POP voor SMTP instelt op [Aan], geef dan de wachttijd op na verificatie, de gebruikersnaam, het e-mailadres en het wachtwoord.
Wachttd na verif.
Standaardinstelling: [300 msec. ]
Geef [Wachttd na verif.] op van 0 tot 10.000 milliseconden, in stappen van een milliseconde.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in met maximaal 191 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd.
E-mailadres
Voer een e-mailadres in met maximaal 128 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd.
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in met maximaal 128 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd.
Om POP-serververificatie mogelijk te maken, voordat de e-mail naar de SMTP-server wordt gestuurd, stelt u [POP voor SMTP] in op [Aan]. E-mail wordt verzonden naar de SMTP-server nadat de tijd die is ingesteld voor [Wachttd na verif.] is verstreken.
Als u [Aan] selecteert, voer dan de servernaam in de POP3/IMAP4-instellingen in. Controleer tevens het POP3-poortnummer bij E-mail communicatiepoort.
Ontvangstprotocol
Geef het ontvangstprotocol op voor het ontvangen van internetfaxen.
Standaardinstelling: [POP3]
POP3 / IMAP4 Instellingen
Geef de POP3/IMAP4-servernaam op voor het ontvangen van een internetfax.
De opgegeven POP3/IMAP4-servernaam wordt gebruikt voor [POP voor SMTP].
Standaardinstelling: [Automatisch]
Servernaam
Als DNS wordt gebruikt, voer dan de hostnaam in.
Als DNS niet wordt gebruikt, voer dan het POP3/IMAP4-adres of IPv4-serveradres in.
Voer de POP3/IMAP4-servernaam in met maximaal 127 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd.
Codering
Selecteer Codering als volgt:
[Autom.]
Het wachtwoord wordt automatisch gecodeerd volgens de POP/IMAP-serverinstellingen. Als de codering niet lukt, wordt de verificatie uitgevoerd met het cleartext-wachtwoord.
[Aan]
Het wachtwoord wordt gecodeerd.
[Uit]
Het wachtwoord is niet gecodeerd.
E-mailadres beheerder
Voer het e-mailadres van de beheerder in met maximaal 128 tekens.
Dit verschijnt als het afzenderadres op gemailde, gescande documenten, als de afzender niet is opgegeven.
Wanneer u e-mail verzendt met de internetfax-functie, zal het e-mailadres van de beheerder verschijnen als het afzenderadres onder de volgende omstandigheden:
De afzender is niet opgegeven en het e-mailadres van het apparaat is niet geregistreerd.
De opgegeven afzender is niet geregistreerd in het adresboek van het apparaat en het e-mailadres van het apparaat is niet geregistreerd.
Wanneer u SMTP-verificatie uitvoert voor de bestanden die zijn verzonden met de internetfax-functie, zal het e-mailadres van de beheerder verschijnen in het vakje "Van:".
Als u de gebruikersnaam en het e-mailadres hebt opgegeven in [SMTP Verificatie], moet u niet vergeten deze instelling te specificeren.
Geef de afzender op gemailde, gescande documenten op, als [Naam afzender autom. specificeren] op [Uit] ingesteld staat.
E-mail communicatiepoort
Specificeert de poortnummers voor het ontvangen van een internetfax. Het opgegeven POP3-poortnummer wordt gebruikt voor [POP voor SMTP].
Standaardinstelling voor "POP3": [110]
Standaardinstelling voor "IMAP4": [143]
Voer een poortnummer in tussen 1 en 65535 met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de knop [].
E-mail ontvangstinterval
Geef het tijdsinterval in minuten op voor het ontvangen van een internetfax via de POP3- of IMAP4-server.
Standaardinstelling: [Aan], [15 minuten]
Als [Aan] is geselecteerd, kan het tijdsinterval worden ingesteld van 2 tot 1440 minuten in stappen van één minuut.
Max.ontvangstformaat e-mail
Geeft het maximaal ontvangen e-mailformaat op voor het ontvangen van een internetfax.
Standaardinstelling: [2 MB]
Voer een formaat in van 1 tot 50 MB in stappen van één megabyte.
E-mailopslag in server
Geef op of u de per internetfax ontvangen e-mails wilt opslaan op de POP3- of IMAP4-server.
Standaardinstelling: [Uit]
Standaard gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden)
Geef de gebruikersnamen en wachtwoorden op voor het direct verzenden van scanbestanden naar een gedeelde map op een Windows-computer, naar een FTP-server of naar een NetWare-server.
Geef de gebruikersnamen op met maximaal 64 tekens voor FTP en 128 tekens voor SMB en NCP.
Geef de wachtwoorden op met maximaal 64 tekens voor FTP en NCP en 128 tekens voor SMB.
Progr/Wijz/Verw. e-mailbericht
U kunt een e-mailbericht dat gebruikt is voor het verzenden van een internetfax of een scanbestand als bijlage programmeren, wijzigen of verwijderen. U kunt maximaal vijf berichten registreren.
Voor meer informatie over het registreren van e-mailberichten raadpleegt u E-mailberichten registreren.
Naam afzender autom. specificeren
Stel in of u de naam van de afzender wilt opgeven wanneer u e-mail verzendt.
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Als u [Aan] selecteert, zal het opgegeven e-mailadres in het vakje "Van:" verschijnen. Als u de afzender niet opgeeft, verschijnt het e-mailadres van de beheerder in het vakje "Van:".
Als u geen afzender opgeeft wanneer u een bestand per e-mail verstuurt via de faxfunctie, of als het opgegeven e-mailadres niet geregistreerd staat in het adresboek van het apparaat, zal het e-mailadres van het apparaat in het vak "Van:" verschijnen. Als het apparaat geen e-mailadres heeft, zal het e-mailadres van de beheerder in het vak "Van:" verschijnen.
Uit
Als u [Uit] selecteert, verschijnt het opgegeven e-mailadres in het vak "Van:", maar kunt u geen e-mail verzenden zonder het e-mailadres van de afzender op te geven. U kunt u geen e-mail versturen via de faxfunctie als het opgegeven e-mailadres van de afzender niet in het adresboek van het apparaat geregistreerd staat.
Fax e-mailaccount
Maak een e-mailaccount voor het ontvangen van internetfaxen door de volgende instellingen op te geven.
Standaardinstelling: [Niet ontvangen]
E-mailadres
Voer een e-mailadres in met maximaal 128 tekens.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in met maximaal 191 tekens.
Wachtwoord
Voer een wachtwoord in dat uit maximaal 128 tekens bestaat.
Intervaltijd Scanner opnieuw zenden
Geef het interval op dat het apparaat wacht voordat het een scanbestand opnieuw verzendt, als het niet kan worden verzonden naar de bezorgingsserver of mailserver.
Standaardinstelling: [300 seconde(n)]
U kunt met behulp van de cijfertoetsen een intervaltijd opgeven tussen 60 en 900 seconden in stappen van 1 seconde.
Deze instelling geldt niet voor de WSD-scannerfunctie.
Aant.keren opn.verz. Scan.
Als het bestand niet kan worden geleverd, probeert het apparaat het scanbestand volgens het opgegeven maximumaantal pogingen opnieuw naar de leveringsserver of mailserver te verzenden.
Standaardinstelling: [Aan], [3 ke(e)r(en)]
Als [Aan] is geselecteerd, dan kan het aantal keren worden ingesteld van 1 tot 99.
Deze instelling geldt niet voor de WSD-scannerfunctie.
Voor meer informatie over toegang tot de Systeeminstellingen, zie Gebruikersinstellingen openen.