![]()
Gebruik A4
of 81/2 × 11
-formaat OHP-transparanten en selecteer het formaat.
Meestal kan maar op één kant van OHP-transparanten worden afgedrukt. Plaats de transparanten met de afdrukzijde naar beneden.
Indien u op transparanten afdrukt, dient u de afgedrukte vellen één voor één te verwijderen.
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.

Druk op [Instell. papierlade].
Druk op [
].
Druk op [Papierformaat handinvoer] en selecteer vervolgens het papierformaat.
Druk op [OK].
Druk op [Papiertype: Handinvoerlade].
Druk op [Papiertype].
Selecteer de papiersoort.
Om dik papier te plaatsen, drukt u op [
] en drukt u vervolgens op [Dik papier].
Om OHP-transparanten te plaatsen, drukt u op [
] en drukt u vervolgens op [OHP(transparant)].

Druk op [OK].
Ga naar stap 11 als u op OHP-transparanten afdrukt.
Bij het afdrukken op dik papier, moet u ervoor zorgen dat de opgegeven papierdikte wordt weergegeven in [Papierdikte].
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
![]()
Raadpleeg Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen voor meer informatie over papierdiktes.